Installatie
5.3
De uitlaatzijde aansluiten
OME met bedrijfsmid-
delterugloop monte-
ren (optie)
12
Hoge druk in de uitlaatleiding!
Kans op schade aan de afdichtingen en barsten van de pomp.
Maximale toegestane druk van 1500 hPa (absoluut) in acht nemen, afsluitorganen
voor of gelijktijdig met de pompstart openen.
Onderdruk in de uitlaatleiding!
Onderdruk in de uitlaatleiding kan leiden tot functiestoringen en schade aan de pomp.
Dit is uitsluitend toegestaan bij pompen met magneetkoppeling.
Verzeker dat bij het afvoeren van gassen van de uitlaatdruk minstens 250 hPa hoger
is dan de aanzuigdruk.
310
86
Voor het aansluiten van de pijplieding op de uitlaatflens afsluitkap verwijderen en cen-
treerring/centreerring met injector met bijbehorende O-ringen inbouwen.
De doorsnede van de uitlaatleiding moet minstens aan de grootte van de nominale
aansluitbreedte van de uitlaatflens voldoen.
Pijpleidingen voor de pomp ondersteunen of laten afhellen.
– Bij een verankerde vacuümpomp mogen geen krachten uit het pijpleidingsysteem
op de pomp worden uitgeoefend.
De pijpleidingen van de pomp afhellend installeren, zodat er geen condensaat terug-
loopt in de pomp; indien nodig een condensaat inbouwen.
– Wanneer er een hevelwerking in de leiding optreedt, moet op het diepste punt een
voorziening voor het aftappen van condensaat worden aangebracht.
Ontsnappen van giftige stoffen uit de afvoer!
Gevaar voor vergiftiging door uitgestoten gassen of dampen, die, bij overeenkomstige
toepassing, schadelijk voor de gezondheid en/of milieuverontreinigend kunnen zijn.
Toepasselijke voorschriften voor het hanteren van toxische stoffen opvolgen.
Voor het afscheiden van deze stoffen alleen plaatselijk goedgekeurde filterinstallaties
gebruiken.
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
Verwijder het beschermingskapje van de aansluitflens.
VOORZICHTIG
LET OP
86
Kegelzeef
87
Centreerring met injector
92
O-ring
310 O-ring
92
87
WAARSCHUWING