A BIJLAGE
A.1 Vereisten volgens de Europese richtlijnen
A.1.1 EMC-richtlijn
Onze mening over frequentieomvormers met transistor en de EMC-richtlijn
Een frequentieomvormer met transistor is een product dat bedoeld is voor in een schakelkast en samen met andere ap-
paraten dient voor besturing van machines/installaties. Daardoor geldt de EMC-richtlijn niet direct voor frequentieomvor-
mers. Om die reden dragen frequentieomvormers met transistor geen CE-keurmerk. (Het CE-keurmerk op de frequen-
tieomvormers geldt voor de overeenstemming met de laagspanningsrichtlijn) CEMEP.
Overeenstemming
De EMC-richtlijn geldt niet direct voor een frequentieomvormer. De EMC-richtlijn geldt echter voor machines en installa-
ties, waarin een frequentieomvormer is toegepast. Deze machines en installaties moeten het CE-keurmerk dragen.
EMC-installatierichtlijnen BCN-A21041-202.
Installatie
Let bij de installatie van een frequentieomvormer op de volgende aanwijzingen:
– Gebruik een lijnfilter dat aan de Europese bepalingen voldoet.
–Gebruik voor de aansluiting van de motor afgeschermde kabels of leg de kabels in kabelkanalen van metaal. Aard de
afscherming aan de motor en aan de frequentieomvormer. De aardkabel moet zo kort als mogelijk zijn.
–Installeer het lijn- en datafilter volgens de eisen in de voedingskabel resp. de besturingskabels.
Uitvoerige informatie over de Europese bepalingen inclusief EMC-filters vindt u in de technisch documentatie „EMC
Installation Guidelines " (BCN-A21041-202). Neem contact op met uw vertegenwoordiger.
A.1.2 Laagspanningsrichtlijn
De frequentieomvormers van de serie FR-A701 voldoen aan de laagspanningsrichtlijn alsmede aan EN 61800-5-1.
Dit wordt kenbaar gemaakt door het CE-teken op de frequentieomvormer.
Voorschriften
Gebruik de lekstroomveiligheidsschakelaar (RCD) niet als beveiliging tegen elektrische schok zonder de aangesloten
apparaten te aarden.
Sluit de aardingsklem apart aan. (Sluit altijd slechts één leiding op een klem aan.)
Gebruik de op Pagina 6 aangegeven kabels alleen bij de daar aangegeven omgevingstemperaturen.
Als er andere omgevingsomstandigheden aanwezig zijn, kies dan de aansluiting conform de voorschriften van norm EN
60204, bijlage C, tabel 5.
Let bij het aanhalen van de bouten erop dat de schroefdraad niet beschadigd raakt.
Pagina 6 Voor producten die voldoen aan de laagspanningsrichtlijn gebruikt u PVC-leidingen volgens de op vermelde gegevens.
Gebruik alleen gekapselde vermogensschakelaars en schakelaars die voldoen aan de EN- en IEC-normen.
Gebruik de lekstroomveiligheidsschakelaar (RCD) van het type B (gevoelig voor alle stroomsoorten). Let er echter op,
dat ook voor alle stroomsoorten gevoelige FI-veiligheidsschakelaars bij het in- en uitschakelen van de stroomvoorzie-
ning in werking kunnen treden en dat dit gedrag kan worden verbeterd door het gebruik van voor alle stroomsoorten ge-
voelige en voor gebruik met de omvormer geschikte FI-veiligheidsschakelaars met een aangepaste werkingskarakteris-
tiek. Als u geen lekstroomveiligheidsschakelaar gebruikt, dient u te voorzien in een dubbele of versterkte isolatie tussen
de frequentieomvormer en de andere apparaten, of een transformator te installeren tussen de hoofdstroomvoorziening
en de frequentieomvormer.
Gebruik de frequentieomvormer overeenkomstig de voorschriften van overspanningscategorie II (toepasbaar ongeacht
de aarding van het net), overspanningscategorie III (toepasbaar met een in het sterpunt geaard net) en de in de norm
IEC 664 vastgelegd.
Als de frequentieomvormers FR-A741 EC in een omgeving met vervuilingsgraad 3 moeten worden gebruikt, moeten
deze worden gemonteerd in een schakelkast die minstens voldoet aan beschermingsklasse IP54.
Gebruik aan de input- en outputzijden van de frequentieomvormerleidingen die qua type en lengte overeenkomen met
die in bijlage C van norm EN 60204.
De belasting van de relaisoutputs (klemmen: A, B, C) dient 30 V DC, 0,3 A te bedragen. (De relaisoutputs zijn standaard
geïsoleerd van de interne schakeling van de frequentieomvormer.)
De klemmen van de regelkring (zie Pagina 4) zijn geïsoleerd van de hoofdkring.
Omgeving
Omgevingstemperatuur
Toegest. luchtvochtigheid
Maximale plaatsingshoogte
24
In bedrijf
−10 °C tot + 50 °C
Max. 90 % rel. luchtvochtigheid
1000 m
Bij opslag
−20 °C tot + 65 °C
Max. 90 % rel. luchtvochtigheid
1000 m
Tijdens transport
−20 °C tot + 65 °C
Max. 90 % rel. luchtvochtigheid
10000 m