Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Toegestane Lengte Van De Motorleiding - Mitsubishi Electric FR-A741-5.5K Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.3.2 Toegestane lengte van de motorleiding

De totale lengte van de motorleidingen mag bij de aansluiting van één of meerdere motoren 500 m niet overschrijden.
Bij vectorregeling mag de lengte niet groter zijn dan 100 m.
De genoemde lengtes gelden voor het gebruik van niet afgeschermde motorleidingen. Bij gebruik van afgeschermde mo-
torleidingen moeten de tabelwaarden van de kabellengten worden gehalveerd. Let erop dat telkens de totale lengte van
de leidingen wordt bedoeld, d.w.z. dat bij een parallelschakeling van meerdere motoren elke motorleiding geteld moet
worden.
Toegestane lengte van de motorleiding
Houd er rekening mee dat de motorwikkeling bij het gebruik van draaistroommotoren via frequentieomvormers aanzienlijk
sterker wordt belast dan bij gebruik via het stroomnet. De motor moet door de fabrikant zijn vrijgegeven voor gebruik met
een frequentieomvormer.
Door de impulswijdtemodulatie van de frequentieomvormer treden afhankelijk van de leidingconstanten bij de klemmen
van de motoraansluiting schokspanningen op die de isolatie van de motor ernstig kunnen beschadigen. Tref bij de aanslui-
ting van een 400-V-motor de volgende maatregelen:
Gebruik een motor met voldoende isolatiebestendigheid en beperk de klokfrequentie via pr. 72 PWM-functie afhankelijk
van de lengte van de motorleiding.
Klokfrequentie
Beperking van de spanningsverhogingssnelheid van de uitgangsspanning van de frequentieomvormer (dU/dT):
Indien een waarde van 500 V/μs of minder i.v.m. de motor moet worden aangehouden, moet in de uitgang van de om-
vormer een uitgangsfilter worden geïnstalleerd. Neem hiervoor contact op met uw Mitsubishi-leverancier.
LET OP
Vooral bij lange motorleidingen kan de frequentieomvormer door laadstromen worden beïnvloed die door strooicapaciteiten van de lei-
dingen worden veroorzaakt. Dit kan leiden tot functiestoringen van de overbelastingsstroomuitschakeling, de intelligente uitgangs-
stroombewaking of van de motor-kantelbeveiliging of tot functiestoringen of storingen aan de apparaten die op de uitgang van de fre-
quentieomvormer zijn aangesloten. Bij een foutieve activering van de snelle stroombegrenzing kan deze worden gedeactiveerd.
(Informatie over pr. 156 Keuze van de stroombegrenzing is te vinden in de bedieningshandleiding.)
Informatie over de parameter pr. 72 PWM-functie is te vinden in de bedieningshandleiding.
3.3.3 Aansluiten van de afzonderlijke stroomvoorziening van de regelkring
(klemmen R1/L11, S1/L21)
Schroefklemmen: M4
Leidingdiameter: 0,75 mm
Aanhaalmoment: 1,5 Nm
≤ 50 m
50 m–100 m
≤ 14,5 kHz
≤ 9 kHz
2
2
tot 2 mm
≤ 500 m
300 m
300 m
300 m + 300 m = 600 m
≥ 100 m
≤ 4 kHz
AANSLUITING
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave