BEVEILIGING VAN HET SYSTEEM BIJ UITVAL VAN DE FREQUENTIEOMVORMER
5 BEVEILIGING VAN HET SYSTEEM BIJ UITVAL
VAN DE FREQUENTIEOMVORMER
Bij het optreden van een storing geeft de frequentieomvormer een alarmsignaal af. Er bestaat echter de mogelijk-
heid dat de storingsherkenning van de frequentieomvormer of de externe schakeling voor analyse van het alarmsig-
naal faalt. Alhoewel de Mitsubishi-frequentieomvormers aan de hoogste kwaliteitsnormen voldoen, moeten de sta-
tussignalen van de frequentieomvormer worden geanalyseerd om schade bij uitval van de frequentieomvormer te
voorkomen.
Tegelijkertijd dient de systeemconfiguratie zo te worden gekozen dat door veiligheidsmaatregelen, buiten en onaf-
hankelijk van de frequentieomvormer, de veiligheid van het systeem ook bij uitval van de frequentieomvormer is ge-
waarborgd.
Statussignalen van de frequentieomvormer
Door combinatie van de door de frequentieomvormer afgegeven statussignalen kunnen vergrendelingen met ande-
re installatieonderdelen worden gerealiseerd en foutmeldingen van de frequentieomvormer worden herkend.
Vergrendelingsmethode
Veiligheidsfunctie van de
frequentieomvormer
Bedrijfsgereedheid van de
frequentieomvormer
Externe beveiliging van de motorloop en van de motorstroom
Zelfs het gebruik van de statussignalen van de frequentieomvormer voor de vergrendeling met andere installatiede-
len is geen garantie voor absolute veiligheid. Ook de frequentieomvormer kan functiestoringen vertonen en de sig-
nalen niet juist afgeven. Als bijvoorbeeld het alarmuitgangssignaal, het startsignaal en het RUN-signaal door een
externe besturing worden geanalyseerd, kunnen situaties optreden, waarin het alarmsignaal niet juist wordt afgege-
ven of het RUN-signaal ingeschakeld blijft, terwijl een veiligheidsfunctie van de omvormer is geactiveerd en een
alarm is afgegeven.
Breng bij gevoelige toepassingen bewakingsvoorzieningen voor het toerental en de stroom van de motor aan.
Daardoor kan werden gecontroleerd of de motor na afgifte van een startsignaal aan de frequentieomvormer daad-
werkelijk draait. Let er echter op dat tijdens de vertragingsfase ook bij uitgeschakeld startsignaal een motorstroom
kan stromen, tot de motor tot stilstand is gekomen. Bij de logische koppeling van het startsignaal en van de geregis-
treerde motorstroom en de aansluitende verwerking tot een foutmelding moet daarom rekening worden gehouden
met de in de frequentieomvormer ingestelde tijdsvertraging. Bij de stroombewaking dient de stroom in alle drie fa-
ses te worden geregistreerd.
Systeemfouten
Een toerentalbewaking biedt bovendien de mogelijkheid om het voor de frequentieomvormer voorgeprogrammeer-
de gewenste toerental te vergelijken met het daadwerkelijke toerental en bij afwijkingen te reageren.
Beschrijving
Opvragen van de toestand van het
alarmuitgangssignaal Storingsherken-
ning door negatieve logica
Controle van het bedrijfsgereedheidssignaal Bedrijfsgereedheid (RY)
Controle van de startsignalen en van het
signaal voor motorloop
Controle van de startsignalen en van de
uitgangsstroom
Besturing
Frequentie-
omvormer
Gebruikte statussignalen
Alarmuitgang (ALM)
Startsignaal (STF, STR)
Motorloop (RUN)
Startsignaal (STF, STR)
Uitgangsstroombewaking (Y12)
Sensoren
(toerental,
temperatuur,
luchtstroom, enz.)
Naar de bewakingsunit
Referentiepagina
Zie hoofdstuk "Parame-
ters" in de bedieningshand-
leiding van de frequentie-
omvormer
11