I
NSTALLATIE
Ophanging met draadstangen
1
3
2
Ophanging met schroeven
3
20
2. Draai op elk draadeind twee moeren (1 en 2) met een
tussenruimte van enkele centimeters.
3. Hang het toestel op, op de onderste moeren. Voer dit uit
met minimaal twee personen (het gewicht van het toestel
vindt u op het typeplaatje, zie paragraaf 1.3.4).
4. Bevestig de borgringen 3 tussen de moeren 2 en de
beplating.
5. Draai de bovenste moeren 1 tegen de beplating vast.
2.4.3 Afwerking wateraansluitingen (DECO-H, -C en
-H1C3)
1. Sluit de waterleidingen aan op de regelafsluiters.
2. Ontlucht de warmtewisselaar.
Toestellen voor koeling zijn voorzien van een
condensverzamelbak met een afvoer van Ø 15 mm.
3. Sluit de condensverzamelbak aan op een flexibele slang.
4. Sluit de slang met een stankafsluiter aan op het riool.
5. Isoleer de leidingen die niet boven de condensverzamelbak
hangen.
2.4.4 Afwerking bediening
1. Sluit de besturing aan:
-
sluit de besturingskabel aan,
-
als de besturing wordt doorgelust: sluit de tweede
besturingskabel aan,
c
Let op:
Verwijder de afsluitplug alleen als de besturing wordt
doorgelust.
-
als externe regelingen worden gebruikt: sluit de kabels
voor externe regelingen aan.
VENTILATORCONVECTOR