I
NSTALLATIE
12
Bij inbouwmodellen zijn de aansluitingen direct bereikbaar. Bij
omkasting-modellen is aansluiting mogelijk via de bodem of, na
uitnemen van het vulstuk, via de opening in de zijkap. Bij
plafondmodellen moet bij aansluiting via de bodem de
onderplaat worden verwijderd.
De maximale werkdruk is afhankelijk van de temperatuur van
het water. Bij gebruik van knelkoppelingen gelden de
specificaties in
Tabel 2-2 Werkdruk CV-/KW-installatie
T
20 °C
93 °C
110 °C
Ontluchting
De ontluchtingskraantjes (1/8") zijn gemonteerd op de
verzamelaars. Ze kunnen worden geopend met de bijgeleverde
sleutel.
Vorstbeveiliging
Toestellen met ventilatie zijn voorzien van een in de regeling
geïntegreerde vorstbeveiligingsthermostaat. Deze reduceert de
kans op bevriezing van de warmtewisselaar, maar vormt geen
volledige beveiliging. Bij stilstand in de winterperiode moet u
de warmtewisselaars doorblazen, of moet u glycol aan het
water toevoegen.
2.2.2 Elektrische verwarming (DECO-HE)
Een ventilatorconvector met elektrische verwarming is
standaard uitgevoerd met de volgende beveiligingen:
1. Inschakelbeveiliging
De elektrische verwarming kan alleen in werking treden bij
ingeschakelde ventilatoren. Het vermogen wordt
automatisch geregeld. De uitblaastemperatuur is begrensd
op 50 °C.
2. Maximaalbeveiliging
Wanneer de verwarmingselementen een te hoge
temperatuur bereiken, schakelt een maximaalthermostaat
met handmatige reset de elektrische verwarming uit. Dit
kan zich voordoen bij een defecte transformator of
ventilator of een belemmerde luchtdoorvoer. De
Tabel
2-2.
W
EMPERATUUR
ERKDRUK
16 bar
10 bar
6 bar
VENTILATORCONVECTOR