I
NSTALLATEURSHANDLEIDING
2.3
Voorbereidingen voor installatie
versie: 1.2 (01-07-02)
resetknop bevindt zich op de zijkant van het toestel, bij de
elektrische aansluiting.
3. Nawarmbeveiliging
De nawarmbeveiliging zorgt bij een uitgeschakeld toestel
voor afvoer van de in de elementen opgeslagen
restwarmte. Dit gebeurt door, na uitschakeling van het
toestel door de gebruiker, de motoren te laten draaien
totdat de elementen voldoende zijn afgekoeld.
c
Let op:
Laat na het uitschakelen het toestel afkoelen alvorens de
werkschakelaar om te zetten: de ventilatoren kunnen nog
nadraaien.
n
Opmerking:
De voorbereidingen verschillen per toesteltype. Bij elk deel
van de procedure staat aangegeven op welke toestellen dat
deel van toepassing is (zie ook paragraaf 1.3.3). Verzeker u
ervan dat u de gehele procedure voor uw installatie
doorloopt.
2.3.1 Toestel
•
Verzeker u ervan dat de constructie waaraan de
ventilatorconvector opgehangen gaat worden, het gewicht
van het toestel kan dragen.
•
Plaats de ventilatorconvector waterpas. Indien het toestel
niet waterpas staat of hangt, blijft lucht in het element
achter en wordt (bij toestellen met koeling) condens niet
goed afgevoerd.
•
Zorg voor een goede afdichting bij de montage van muur-
of dakdoorvoeren e.d. Onzorgvuldige montage kan tocht-
en condensproblemen veroorzaken, en de werking van de
ventilatorconvector verminderen.
•
Zorg dat de lucht onbelemmerd door de aanzuig- en
uitblaasopeningen van het toestel kan stromen.
•
Plaats het toestel zodanig dat de aansluitingen ook na het
installeren goed bereikbaar zijn. Bij toestellen met een
omkasting moet u de zijkappen en frontplaat nog kunnen
verwijderen, en bij inbouwtoestellen de ombouw.
I
NSTALLATIE
13