Montage
Voorbereidingen voor de montage
Afmeting "a"
zonder verbredingseenheid
met een pompgroep:
met een pompgroep
en een collector:
10
Installatie en afstanden
Een eenvoudige toegang voor
controle en onderhoud is alleen
mogelijk als u de minimum afstanden
respecteert.
Installatieruimte
Monteer de installatie niet in
vertrekken vaar agressieve
dampen vrijkomen (bijvoorbeeld
lakken, perchlooretheen,
tetrachloorkoolstof), intens stof of
hoge luchtvochtigheid (bijvoorbeeld
stomerijen). De installatieruimte
moet goed geventileerd zijn. Als
deze voorwaarden niet worden
nageleefd vervalt de garantie voor
de eventueel daaropvolgende
schade. Tijdens de montage van het
apparaat dient u ervoor te zorgen
dat in de condensatieketel geen
vreemde onderdelen terecht komen
(bijvoorbeeld stof dat tijdens het
250 mm
boren is vrijgekomen). Plaats een
300 mm
deksel op het apparaat. Aangezien
er contrasterende voorschriften
500 mm
bestaan, raden wij u aan voor de
installatie van het apparaat informatie
op te vragen bij de bevoegde
instanties en de plaatselijke
schoorsteenveger.
Het bevestigen van de externe
temperatuursensor
Deze sensor is niet voorbekabeld.
Installatieplek:
•
Zorg ervoor dat de sensor
niet wordt beïnvloed door
schoorstenen, ramen, enz.
Externe sensor (QAC 34)
•
De aansluiting van de externe
sensor vindt plaats m.b.v. een
kabel van minstens 2 x 0,5 mm²,
zodat een lengte van 50 m wordt
bereikt.
•
Hij moet liefst op een hoogte van
2-2,5 m van de vloer worden
geplaatst en mogelijkerwijs
richting het noorden. Hij mag
nooit direct aan de zonnestralen
worden blootgesteld.
•
Verbind de externe sensor aan
de connector X10-06 van de
LMU (gebruik een afgeschermde
kabel).
Gasaansluiting
De plaatsing van de gasleiding en
de betreffende aansluiting behoren
tot de exclusieve taken van de
geautoriseerde installateur.
Reinig eventuele residuen van het
verwarmingsnet en van de gasleiding
voor u de condensatieketel aansluit,
in het bijzonder wanneer de
installatie wat ouder is.
Controleer dat de gasleidingen
spanningvrij geplaatst worden.
Voor de inbedrijfstelling dient u de
impermeabiliteit van de leidingen
en van de gasaansluitingen te
controleren.
De gaskranen op de brander mogen
een druk van maximaal 150 mbar
ondergaan.
Voor elke ingreep op de ketel dient
u de elektrische voeding af te
sluiten d.m.v. de externe bipolaire
noodschakelaar.
Soort installatie:
•
Draai de sensor zodat de
kabeldoorvoer van het doosje
naar beneden wijst.
Lengte lijn:
•
Max. 100 m met gebruik van
NYM 3 x 1,5 mm² of H05VV-F 3 x
1,5 mm²