2. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen soldeert.
Gebruik fosforkopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloei-
middel nodig is.
(Als vloeimiddel op chloorbasis wordt gebruikt, zullen de leidingen corroderen en als het middel fluor
bevat zal het de koelmiddelolie aantasten en het koelmiddelcircuit aanzienlijk beschadigen.)
3. Als een lektest van de koelmiddelleidingen van de binnenunit wordt uitgevoerd, nadat de installatie van
de binnenunit is voltooid, moet de installatiehandleiding die aan de buitenunit is bevestigd worden
geraadpleegd voor de testdruk.
Zie ook de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische documentatie voor de koelmiddel-
leidingen.
4. Bij een tekort aan koelmiddel omdat werd vergeten koelmiddel bij te vullen enz., zal de unit niet meer
naar behoren werken, dus niet koelen of verwarmen.
Zie ook de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische documentatie voor de koelmiddel-
leidingen.
VOORZORGSMAATREGELEN
Gebruik geen antioxidant wanneer u koelmiddelleidingen soldeert.
Dit kan storingen aan componenten en verstopping van de leidingen veroorzaken.
7. DE AFVOERLEIDING
(1) Afvoerleidingen aanbrengen.
Breng de afvoerleiding aan, zodat een correcte afvoer wordt gegarandeerd.
• Kies een vergelijkbare of grotere leidingdiameter dan (behalve voor de stijgpijp) die van de aansluitlei-
ding (PVC-leiding, nominale diameter 25mm, buitenkant diameter 32mm).
• Monteer de leidingen zo kort mogelijk onder een neerwaartse hoek van 1/100, zodat stilstaande lucht
wordt vermeden. (Zie fig. 11) (Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid veroorzaken)
Ondersteuning
VOORZORGSMAATREGELEN
Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de leiding verstopt raken.
• Als er niet voldoende neerwaartse hoek bereikt kan worden, kan de afvoerleiding opwaarts gemonteerd
worden.
• Monteer steunen op een afstand van 1 tot 1,5 m, zodat de leiding niet door kan buigen. (Zie Afb. 11)
• Maak gebruik van de meegeleverde afvoerslang (1) en metalen klem (2).
Sluit de afvoerslang (1) aan op de afvoeraansluiting op het punt waar de diameter van de aansluiting toe-
neemt. Plaats de metalen klem (2) op de zijde van de aangesloten slang en draai de klem (2) aan met
sleutel 1,35±0,15N·m (135±15N·cm).
Binnenunit
Nederlands
1~1,5m
Neerwaartse
hoek van
1/100 of meer
Goed
Afb. 11
Metalen klem (2)
(accessoire)
Afvoerslang (1)
(accessoire)
Aangesloten deel
Transparante gedeelte van de afvoeraansluiting
Fout
13