Aanwijzingen: In bedrijf nemen
3
Aanwijzingen: In bedrijf nemen
Inbedrijfname van de doseerpomp
Water aftappen uit de doseereenheid
Bij doseermedia die niet met water in aan‐
raking mogen komen.
Doseereenheid vullen
Bij een doseereenheid zonder ontluchting:
16
Mogelijke reacties van het betreffende doseermedium met water
Het doseermedium kan in de doseereenheid vermengd raken met
n
waterresten van het testen op de fabriek en hiermee reageren.
Het veiligheidsinformatieblad van het doseermedium opvolgen.
n
Blaas de doseereenheid met perslucht door.
n
Spoel de doseereenheid via de zuigaansluiting met een geschikt
n
medium.
Na langere stilstand van de doseerpomp kan geen absoluut betrouw‐
n
bare dosering worden gegarandeerd, omdat het doseermedium kan
uitkristalliseren in de ventielen en op het membraan. Controleer de
ventielen en het membraan regelmatig - zie de productspecifieke
gebruikershandleiding.
Stel de slaglengte uitsluitend in bij een draaiende pomp.
n
De doseerpomp moet bij een slaglengte van 100% aanzuigen, omdat
n
de aanzuighoogte bij een lege doseereenheid afhankelijk is van het
slagvolume. Wanneer de doseerpomp bij kleinere slaglengte moet
aanzuigen en niet aanzuigt, verlaagt u de aanzuighoogte.
Alleen SEK-type: De zuighoogte komt overeen met de aanzuighoogte,
n
omdat bij uitgassende media altijd wat gas in de doseereenheid ach‐
terblijft.
1.
De doseereenheid aftappen -
heid" op pagina 16 .
2.
De doseereenheid vullen -
op pagina 16 .
3.
Controleer de pompaansluitingen en de verbindingen op lekdicht‐
heid.
4.
Controleer het zuigventiel en het persventiel op lekdichtheid, evt.
natrekken
5.
Controleer de doseereenheid op lekdichtheid en de schroeven op
de doseerkop evt. natrekken - voor aanhaalmomenten, zie hier‐
onder.
6.
Alleen bij ontluchting: Controleer of de ontluchting gesloten is.
7.
Het overstortventiel in de installatie in bedrijf nemen.
8.
Inbedrijfname van de installatie.
9.
De exacte dosering instellen -
op pagina 17 .
10.
Na 24 bedrijfsuren: Draai de schroeven op de doseerkop aan - voor
aanhaalmomenten, zie onderstaand.
1.
Draai de pomp met de persaansluiting naar beneden.
2.
Laat het water uit de doseereenheid lopen.
3.
De eenheid via de zuigaansluiting van bovenaf doorspoelen met
een geschikt middel of uitblazen met perslucht.
1.
De zuigleiding op de doseereenheid aansluiten, maar de persleiding
nog niet.
2.
Een kort en doorzichtig stuk slang aansluiten op het persventiel.
3.
De doseerpomp inschakelen en deze met maximale slaglengte en
slagfrequentie laten werken, tot een beetje doseermedium zichtbaar
wordt in het korte stuk slang.
ð De doseereenheid is volledig en zonder luchtbellen gevuld.
Ä „Water aftappen uit de doseereen‐
Ä „Doseereenheid vullen"
Ä „De exacte dosering instellen"