Het bepalen van de sluitertijd
Stel de camera in met een sluitersnelheid die als volgt wordt berekend om ervoor te zorgen
dat de sluiter bij stroboscopisch flitsen open blijft tot het einde van de continue flitsen.
Aantal flitsen ÷ flitsfrequentie = sluitertijd
Als het aantal keren flitsen bijvoorbeeld wordt ingesteld op 10 (keer) en de flitsfrequentie op
5 (Hz), stelt u de sluitertijd in op 2 seconden of langer.
Voorzichtig
Stel herhaalde opnamen met de stroboscopische flits in op 30 keer of minder om
verminderd functioneren of beschadiging van de flitskop als gevolg van
oververhitting te voorkomen. Laat de flitser na 30 opnamen minstens 10 minuten
afkoelen.
Als u herhaaldelijk meer dan 30 opnamen maakt, zal de veiligheidsfunctie activeren
en zal de flitsbeperking geactiveerd worden. Houd in dit geval rekening met een
wachttijd van minstens 50 minuten.
Opmerking
Bij stroboscopisch flitsen is het effect het grootst als u een sterk reflecterend
onderwerp combineert met een donkere achtergrond.
Wij raden u aan een statief en een afstandsbediening te gebruiken.
U kunt het flitsvermogen niet op 1/1 of 1/2 instellen.
U kunt de stroboscopische flits zelfs gebruiken als de opnamestand van de camera
is ingesteld op <bulb (
Als het aantal keren flitsen wordt weergegeven als „----", wordt continu geflitst
totdat de sluiter wordt gesloten of de lading opraakt. In de tabel op de volgende
pagina ziet u het
U kunt tijdens stroboscopisch flitsen geen hogesnelheidssynchronisatie (
instellen.
)> (bulb-opname).
Maximumaantal continue
flitsen.
81
)