9.
Controleer de bewerking.
Druk op de testflitsknop van de zender.
Flitsgroepen A, B en C gaan flitsen. Als deze niet flitst, controleer dan
of deze binnen het bewerkingsbereik is geplaatst.
10.
Maak de foto.
Stel de camera in en maak de foto op dezelfde manier als bij normale
flitsopnamen.
Voorzichtig
Stel in op <
<
>, flitst flitsgroep C niet.
Als u flitst met flitsgroep C rechtstreeks op het hoofdonderwerp gericht, kan dit tot
overbelichting leiden.
Bij sommige EOS-filmcamera's die E-TTL-autoflits ondersteunen, kunt u niet
meerdere keren draadloze flitsopnamen maken met een ingestelde flitsverhouding.
Als er een TL-lamp of computermonitor in de buurt van de ontvanger staat, kan de
aanwezigheid van de lichtbron ertoe leiden dat de ontvanger gaat storen en per
ongeluk flitst.
Opmerking
U kunt op de scherptediepteknop van de camera drukken om de modelflits af te
vuren (
).
Als de automatische uitschakelfunctie van de ontvanger wordt geactiveerd, drukt u
op de testflitsknop van de zender om de ontvanger in te schakelen.
U kunt de testflits niet gebruiken bij het bedienen van de flitstimer, enz. aan de
camerazijde.
> om te flitsen met 3 flitsgroepen, A, B en C. Met de instelling
190