SYSTEEMINSTEL.
2. WIS ALLE
TOTALEN
3. LIJST PRINTEN
3. PDL OPDR. Z. ID
4. BEHEER GEBR. ID
5. NETWERKINSTEL.****
1. TCP/IP INSTELLING
1. AUTOM. IP ADRES
AAN
UIT
Hiermee wist u de tellerinformatie van alle afdelingen.
– UIT
– AAN
Hiermee drukt u de inhoud van <TOTALEN BEKIJKEN> af.
Hiermee stelt u in of u afdruktaken van een
printerstuurprogramma die niet overeenkomen
met een opgeslagen afdelings-ID wilt toestaan.
– AAN
– UIT
Hiermee stelt u in of u beheer van gebruikers-ID's wilt
toestaan. Hiermee slaat u de gebruikers-ID en het
wachtwoord op vanaf de gebruikersinterface op afstand
voordat u <BEHEER GEBR. ID> op <AAN> instelt.
(Zie hoofdstuk 4 "Gebruikersinterface op afstand" in
de Uitgebreide handleiding.)
– UIT
– AAN
Hiermee selecteert u de netwerkinstelling. (Zie hoofdstuk 3
"Netwerk" in de Uitgebreide handleiding.)
Hiermee stelt u het TCP/IP-netwerk in.
Hiermee selecteert u of u automatisch een IP-adres wilt
instellen.
Hiermee kunt u automatisch een IP-adres aan het apparaat
toewijzen.
– 1. DHCP (AAN/UIT)
– 2. BOOTP (UIT/AAN)
– 3. RARP (UIT/AAN)
Hiermee wijst u handmatig een IP-adres aan het apparaat
toe.
13-32