PRINTERINSTEL.
5. AFDRUKKWALITEIT
1. BEELDVERFIJNING
2. DENSITEIT
3. TONERBESPARING
6. LAYOUT
1. INBINDEN
2. MARGE
7. SORTEREN
8. FOUT TIME OUT
AAN
UIT
9. INIT. PRINTERINST
13-21
Hiermee stelt u de beeldkwaliteit, dichtheid of
tonerbesparingsmodus voor afdrukken in.
Hiermee stelt u in of u de gekartelde randen van tekens en
afbeeldingen glad wilt afdrukken.
– AAN
– UIT
Hiermee past u de afdrukdichtheid aan. (1-9)
Hiermee stelt u in of de tonerbesparingsmodus is
ingeschakeld.
– UIT
– AAN
Hiermee stelt u de afdruklay-out in.
Hiermee stelt u de bindpositie voor dubbelzijdig
afdrukken in.
– LANG
– KORT
Hiermee stelt u de paginamarges in millimeters of inches in.
– MM (-50,0 MM-50,0 MM)
– INCH (-01,90 INCH-01,90 INCH)
Hiermee stelt u in of u de afdrukken automatisch wilt laten
sorteren.
– UIT
– SORTEREN
Hiermee stelt u de tijd in voordat het apparaat een
foutbericht geeft als er geen gegevens van de computer
worden ontvangen.
Hiermee stelt u de periode voor de time-out in.
(5 SEC-300 SEC)
Fouttime-out is uitgeschakeld.
Hiermee herstelt u alle waarden voor <PRINTERINSTEL.>
tot de fabriekswaarden.
– UIT
– AAN