6 Inbedrijfstelling en afstelling
Voorbereidingen
1. Controleer of de schakelaar ((SF1)) in de stand "
" staat.
2. Controleer of de aftapklep volledig dicht is en of
de temperatuurbegrenzer (FD1) niet is geactiveerd.
3. Compatibele NIBE lucht/water-warmtepompen
moeten worden uitgerust met een regeling met
display met minimaal de softwareversie zoals aan-
gegeven in de lijst op pagina 14. De versie van de
regelkaart wordt tijdens het opstarten weergege-
ven op de display van de warmtepomp.
Vullen en ontluchten
Warmwaterspiraal vullen
1. Open een warmtapwaterkraan in de woning.
2. Open de extern gemonteerde afsluitklep. Deze
klep moet vervolgens altijd geheel open zijn.
3. Wanneer het water uit de warmtapwaterkraan
komt, is de warmtapwaterspiraal vol en kan de
kraan worden gesloten.
Vullen van het afgiftesysteem
1. Open de ontluchtingsklep (QM20).
2. Open de extern gemonteerde vulklep. De ketelsec-
tie en de rest van het afgiftesysteem worden met
water gevuld.
3. Als het water uit de ontluchtingsklep (QM20) niet
langer met lucht is vermengd, sluit u de ontluch-
tingskleppen. Na een tijdje begint de druk op de
extern gemonteerde drukmeter te stijgen. Als de
druk voor de extern gemonteerde veiligheidsklep
is bereikt, begint deze water door te laten. Sluit de
vulklep.
4. Open de extern gemonteerde veiligheidsklep tot
de druk in de VVM 310 zich binnen het normale
werkbereik bevindt (ca. 1 bar) en controleer of er
geen lucht in het systeem zit door aan de ontluch-
tingskleppen te draaien (QM20).
Ontluchten van het afgiftesysteem
1. Schakel de stroom naar de VVM 310 uit.
2. Ontlucht de VVM 310 via de ontluchtingsklep
(QM20) en de andere afgiftesystemen via hun re-
levante ontluchtingskleppen.
3. Blijf vullen en ontluchten totdat alle lucht is verwij-
derd en de druk klopt.
NIBE™ VVM 310
Venting valve (QM20)
FD1
FA1
Drain valve (QM1)
Hoofdstuk 6 |
Inbedrijfstelling en afstelling
SF1
VVM 310
31