Instellingen
BT30
AA1-X3
AA1-SF1
AA1-X7
AA1-X1
Elektrische bijverwarming - maximaal vermo-
gen
Het elektrische verwarmingselement kan worden inge-
steld op max. 8 kW. De instelling is bij levering 8 kW.
Het vermogen van het elektrische verwarmingselement
is onderverdeeld in 9 stappen, zie de tabel.
Het maximale vermogen van de elektrische bijverwar-
ming wordt ingesteld in menu 5.1.12..
Vermogensstappen van het elektrische verwar-
mingselement
Elektrische
Max. (A) L1
bijverwar-
ming (kW)
0
0,0
1,33
5,8
2,67
11,16
4
5,8
5,33
11,6
6,66
11,6
8
11,6
9,33
11,6
10,66
11,6
12
17,4
De tabel toont de max. fasestroom voor de betreffende
elektrische stap voor de binnenmodule.
Indien er stroomsensoren zijn aangesloten, regelt de
binnenmodule de fasestromen. Bij overbelasting in een
fase wordt de stroom omgeschakeld naar (een) andere
fase(n).
NIBE™ VVM 310
Max. (A) L2
Max. (A) L3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
11,6
0,0
11,6
0,0
11,6
5,8
11,6
11,6
17,4
11,6
17,4
17,4
17,4
17,4
Noodstand
Indien de binnenmodule is ingesteld op de noodstand
(SF1 is ingesteld op
benodigde functies geactiveerd.
VVM 310
De warmtapwatercapaciteit wordt beperkt.
De laadmonitor is niet aangesloten.
Vaste temperatuur in de aanvoerleiding, zie hoofd-
stuk Noodstand thermostaat op pagina 25.
Elektrisch verwarmingsvermogen in noodstand
Het vermogen van de elektrisch verwarmings element
in de noodstand wordt ingesteld met een dip-switch
schakelaar (SF1) op de printplaat van de elektrisch
verwarmings element (AA1) volgens de onderstaande
tabel. De fabrieksinstelling is 8 kW.
kW
1
1,33
aan
2,67
uit
4
aan
5,33
uit
6,66
aan
8
uit
9,33
aan
10,66
aan
12
aan
In de afbeelding wordt de dip-switch schakelaar (AA1-
SF1) in de fabrieksinstelling getoond, d.w.z. 8 kW.
Noodstand thermostaat
De aanvoertemperatuur wordt in de noodstand inge-
steld met een thermostaat (FD1-BT30). Deze kan wor-
den ingesteld op 35 (voorinstelling, bijvoorbeeld
vloerverwarming) of 45 °C (bijvoorbeeld radiatoren).
), worden uitsluitend de meest
2
3
4
uit
uit
uit
aan
uit
uit
uit
uit
aan
aan
uit
aan
uit
uit
aan
aan
uit
aan
aan
uit
aan
aan
aan
aan
aan
aan
aan
K
L E
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
5
6
uit
uit
uit
uit
uit
uit
uit
uit
uit
aan
uit
aan
uit
aan
uit
aan
aan
aan
25