4 Aansluiting van de leidingen
Algemene leidingaansluitin-
gen
Leidingen moeten volgens de geldende normen en
richtlijnen worden aangesloten.
Voor het systeem is een radiator met lage temperatuur
vereist. Bij de laagst gedimensioneerde buitentempe-
ratuur zijn de hoogst aanbevolen aanvoerleidingtem-
peratuur 55 °C en 45 °C voor de retourleiding, maar
de VVM 310 kan temperaturen aan tot 65 °C.
Voorzichtig!
Het product moet worden voorzien van een
veiligheidsklep op de boilerkant en de tapspi-
raal.
Overloopwater uit het overstortventiel gaat via over-
loopkommen naar een afvoer, zodat er geen kans op
letsel bestaat door heetwaterspatten. De overlooplei-
ding moet over de hele lengte omlaag lopen om water-
zakken te voorkomen. Bovendien moet de leiding
vorstvrij zijn aangelegd.
NIBE raadt aan de VVM 310 zo dicht mogelijk bij de
warmtepomp te installeren voor optimaal comfort. Zie
voor meer informatie over de locatie van de verschillen-
de onderdelen het hoofdstuk "Installatiealternatieven"
in deze handleiding.
Voorzichtig!
Alle hoge punten in het afgiftesysteem moe-
ten worden voorzien van ontluchtingskleppen.
Voorzichtig!
Voordat de binnenmodule wordt aangesloten,
moeten de leidingsystemen worden doorge-
spoeld om te voorkomen dat componenten
beschadigd of verstopt raken door verontrei-
nigingen.
Voorzichtig!
De schakelaar (SF1) mag niet in stand " " of
"
" worden gezet voordat de VVM 310 is
gevuld met water. Anders kunnen de tempe-
ratuurbegrenzer, de thermostaat, het elek-
trisch verwarmingselement enz. beschadigd
raken.
NIBE™ VVM 310
Maximale volumes ketel en radiator
Het interne volume in de
VVM 310 voor het berekenen
van het expansievat is 250 l.
Het expansievatvolume moet
minimaal 5% zijn van het to-
tale volume.
Voorbeeldtabel
Totale volu-
Volume (l),
me (l) (bin-
expansievat
nenmodule
en afgifte-
systeem)
500
25
700
35
1000
50
Voorzichtig!
Er wordt geen expansievat bij het product
geleverd. Breng zelf een expansievat op het
product aan.
De begindruk van het expansievat moet worden be-
paald op basis van de maximale hoogte (H) tussen het
vat en de hoogst geplaatste radiator (zie afbeelding).
Een begindruk van 0,5 bar (5 mwk) betekent een
maximaal toegestaan hoogteverschil van 5 m.
Als de standaard begindruk in het drukvat niet hoog
genoeg is, kan deze worden verhoogd door bij te vullen
via de klep in het expansievat. De standaard begindruk
van het expansievat moet worden ingevuld in de
checklijst op pagina 4.
Veranderingen in de begindruk hebben gevolgen voor
de mate waarin het expansievat de uitzetting van het
water kan opvangen.
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
11