Aansluitingen
Voorzichtig!
Om interferentie te voorkomen, mogen niet-
afgeschermde communicatie- en/of sensorka-
bels naar externe aansluitingen niet dichter
dan 20 cm bij een spanningskabel worden
gelegd.
Spanningaansluiting
De VVM 310 moet worden geïnstalleerd via een
werkschakelaar met minimaal 3 mm schakelafstand.
De minimale kabeldikte moet worden afgemeten vol-
gens de gebruikte zekeringcapaciteit. De bijgeleverde
kabel (met een lengte van ca. 2 m) voor inkomende
elektriciteit wordt op klemmenstrook X1 op de kaart
van het elektrische verwarmingselement (AA1) aange-
sloten. De aansluitkabel bevindt zich op de achterkant
van de VVM 310.
Aansluiting
VVM 310
AA1-X1
Tariefregeling
Als de spanning naar het elektrische verwarmingsele-
ment gedurende een bepaalde periode verdwijnt, moet
ook worden geblokkeerd via de AU-ingang, zie "Aan-
sluitopties - mogelijke keuze AU-ingangen".
NIBE™ VVM 310
N
0
PE
L1 1 L2 L3
PE1
Buitenvoeler
De buitentemperatuursensor (BT1) moet op een be-
schaduwde plaats aan de noord- of noordwestzijde
worden geplaatst, zodat de werking ervan niet kan
worden verstoord door de ochtendzon.
Sluit de sensor aan op de klemmenstroken X6:1 en
X6:2 op de ingangskaart (AA3). Gebruik een 2-aderige
kabel van minimaal 0,5 mm2 dik.
Indien er een mantelbuis wordt gebruikt, moet deze
worden afgesloten om condens in de behuizing van
de voeler te voorkomen.
VVM 310
VVM 310
AA3-X6
Hoofdstuk 5 |
1
2
3
4
5
6
Elektrische aansluitingen
23