Het taakgeheugen opslaan
1
Voer de verschillende instellingen
voor de afdruktaak in.
2
Druk op [Functies] op het basissch-
erm voor mastercreatie.
3
Druk op [Taakgeheug].
4
Druk op een ongebruikte toets.
Er is een toets met zwarte lijnen beschikbaar.
Toetsen waaronder al taakinstellingen zijn
opgeslagen, zijn grijs.
LET OP:
• Als u het scherm met
drukt u eerst op [Register] en selecteert u ver-
volgens een beschikbare toets.
hebt geopend,
5
Instellingen bevestigen.
Druk op
en doorloop het scherm om alle
onderdelen te controleren.
LET OP:
• Als u een instelling wilt wijzigen, drukt u op
[Afbrek] en begint u opnieuw. (Ga terug naar
stap 1.)
6
Druk op [OK].
Het scherm Taakgeheug wordt opnieuw weerge-
geven. De instellingen zijn bijgewerkt.
U kunt elk taakgeheugen een naam geven. Zie
stap 3 onder "Taakgeheugens een andere
naam geven" ( p.80).
Geheugenfuncties gebruiken [Taakgeheug]
Geavanceerde functies
79