Als u een gekoppelde printer (apart verkocht) gebruikt
Gekoppelde printers instellen
Als u een gekoppelde printer in gebruik wilt nemen, moet u de gegevens hiervan op de machine invoeren.
Belangrijk!:
• Zorg ervoor dat de gekoppelde printer fysiek op de machine is aangesloten. Gekoppelde printers kunnen niet door
de machine worden herkend als deze niet fysiek zijn aangesloten.
• U kunt alleen afdrukken op de gekoppelde printer en van de mogelijkheden ervan gebruik maken, als u de
gegevens van de gekoppelde printer in de machine hebt ingevoerd.
• Voer per apparaat de informatie voor elke aangesloten gekoppelde printer in.
LET OP:
• "Link Properties" worden hieronder uitgelegd.
Zie "Link Mode" ( p.96) voor meer informatie over Link Mode en andere Admin.instellingen.
Lijst instellingen gekoppelde printer
: standaardinstelling (fabrieksinstelling)
Printernaam
Voer een naam in voor de gekoppelde
printer.
LET OP:
• De naam die u invoert, wordt op het
scherm Link Mode weergegeven.
IP-adres
Voer het IP-adres van de gekoppelde printer
voor aansluiting op het netwerk in.
LET OP:
• Druk op [Proefafdrukken] voor een
gegevensoverdrachtstest voor de
gekoppelde printer.
Als de test succesvol is, wordt het
resultaat op de gekoppelde printer
afgedrukt. Als de test mislukt, wordt er een
popupmelding weergegeven.
Druk op [Afbrek] en voer opnieuw de
juiste instellingen in.
• [Proefafdrukken] is niet beschikbaar
totdat u "Basis-IP-adresser." goed hebt
ingevoerd op het scherm Admin..
p.93
112
Gekoppelde printers instellen [Link Properties]
Functies
Beschrijving
Voer een nieuwe naam in met de
lettertoetsen. Druk nadat u de naam hebt
ingevoerd op [OK] om deze op te slaan
als de Printernaam. Zie "Hernoemen
scherm" ( p.74) voor meer informatie.
• Voer de getallen in met
de afdrukhoeveelheidstoetsen.
• Als u naar een ander veld wilt gaan,
drukt u op het veld of op de toets
[Link Properties]
Invoeren
en
of met
.