Rijhendels
Met behulp van de rijhendels kunt u de machine vooruit- en
achteruit laten rijden en bochten maken. Zie
rijden (bladz.
25).
Parkeerremhendel
Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking
stellen teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk
in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen,
moet u de parkeerremhendel naar achteren en omhoog
trekken
(Figuur
7). Om de parkeerrem vrij te zetten, duwt u
de parkeerremhendel naar voren en naar beneden.
1. Parkeerremhendel
VOORZICHTIG
Parkeer de tractie-eenheid nooit op een helling.
Ontstekingsschakelaar
De contactschakelaar heeft 3 standen: Uit, Aan/Voorgloeien
en Start.
Gashendel
Met de gashendel regelt u het motortoerental. U verhoogt
het motortoerental door de gashendel naar Snel te bewegen.
U verlaagt het motortoerental door de gashendel naar
LANGZAAM te bewegen. Met de gashendel regelt u het
toerental van de maaimessen en in combinatie met de
rijhendels de rijsnelheid van de machine. Zet de gashendel
altijd op Snel als u gras maait.
Aftakasschakelaar
Met de aftakasschakelaar kunt u de maaimessen in- en
uitschakelen.
Met de machine
G020866
Figuur 7
Urenteller
De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in
bedrijf is geweest. De urenteller werkt als het contactsleuteltje
op Lopen staat Gebruik deze tijden om regelmatig
onderhoudswerkzaamheden te plannen.
Indicatielampje van gloeibougie (oranje
lampje)
Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden als het
contactsleuteltje op Aan wordt gedraaid. Het lampje blijft
6 seconden branden. Als het indicatielampje dooft, kan de
motor worden gestart.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Dit lampje gaat branden en de maaimessen stoppen als de
temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt. Als de
machine niet tot stilstand wordt gebracht en de temperatuur
van de koelvloeistof nog eens 10 °C stijgt, zal de motor
afslaan.
Belangrijk: Als het maaidek wordt uitgeschakeld en het
waarschuwingslampje brandt, moet u de aftakasknop
indrukken, naar een veilig vlak terrein rijden, de
gashendel op Langzaam zetten, de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand zetten en de parkeerrem
in werking stellen. Laat de motor een paar minuten
stationair lopen om deze te laten afkoelen tot een veilige
temperatuur. Schakel de motor uit en controleer het
koelsysteem; zie
Het koelsysteem controleren (bladz.
22).
De laadindicator
De laadindicator licht op indien het laadcircuit van het
systeem defect is.
Oliedruklampje
Het oliedruklampje licht op indien de motoroliedruk
gevaarlijk laag is. Als de oliedruk te laag is, moet u de motor
afzetten en vaststellen wat de oorzaak is. Herstel het defect
voordat u de motor weer start.
Brandstofmeter
De brandstofmeter
(Figuur
nog in de brandstoftanks is.
19
8) geeft aan hoeveel brandstof er