Opmerking: Hoe verder u de rijhendels beweegt (in
beide richtingen), des te sneller zal de machine in de
gewenste richting rijden.
1. Rijhendel –
onvergrendelde
neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de rijhendels in de
neutraalstand zetten en vergrendelen, de aftakas uitschakelen,
de gashendel op Langzaam zetten en de motor uitschakelen.
Als u de machine onbeheerd laat, moet u tevens de
parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking
stellen. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt.
VOORZICHTIG
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij met de machine proberen te rijden of te werken
als deze onbeheerd staat.
Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel
de parkeerrem in werking wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar minuten.
Figuur 17
3. Vooruit
4. Achteruit
Bediening van het maaidek
Het maaidek opheffen en neerlaten met
de hefschakelaar
Met de hefschakelaar kunt u het maaidek opheffen en
neerlaten
(Figuur
18). De motor moet lopen om deze hendel
te kunnen bedienen.
1. Hefschakelaar
•
Om het maaidek neer te laten, duwt u de hefschakelaar
naar beneden
(Figuur
Belangrijk: Als het maaidek neergelaten is, wordt
het in de zweefstand/vrije stand geschakeld.
•
Om het maaidek op te heffen, duwt u de hefschakelaar
naar boven
(Figuur
Belangrijk: Houd de schakelaar niet langer in deze
posities nadat u het maaidek volledig hebt opgeheven
of neergelaten. Anders zal het hydraulische systeem
schade oplopen.
Opmerking: Om het maaidek te vergrendelen in
de opgeheven stand, moet u het maaidek boven de
maaihoogtestand van 15 cm opheffen, de aanslagpen voor de
maaihoogte verwijderen en de pen in de 15 cm-stand plaatsen
(Figuur
20).
26
G020873
Figuur 18
18).
18).
1