Figuur 57
1. Neutraalstand
7. Als de rijhendel moet worden afgesteld, draait u de
moer en de contramoer tegen de gaffel
8. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de rijhendel,
draai de kop van de stelbout in de juiste richting
totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is
gecentreerd
(Figuur
Opmerking: Als u achterwaartse druk blijft
uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van
de sleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste
stand kunnen brengen.
9. Draai de moer en de contramoer vast
10. Herhaal stappen
4
rijhendel.
11. Monteer het voorpaneel.
De tractie-aandrijving afstellen
voor de neutraalstand
Tijdens deze afstelling moeten de aandrijfwielen draaien.
GEVAAR
Een mechanische of hydraulische krik kan een
machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
• Plaats de machine altijd op kriksteunen.
• Gebruik nooit een hydraulische krik.
2. Vergrendelde
neutraalstand
(Figuur
56).
(Figuur
tot en met
9
voor de andere
WAARSCHUWING
De motor moet lopen als u deze afstelling wilt
uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen
of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere
lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende
onderdelen, de geluiddemper en andere hete
oppervlakken.
1. Krik het frame omhoog en plaats dit op stabiele
kriksteunen zodat de wielen vrij kunnen ronddraaien.
2. Schuif de stoel naar voren en ontgrendel deze. Kantel
daarna de stoel omhoog en voren.
3. Koppel de elektrische connector los van de
veiligheidsschakelaar van de stoel.
4. Monteer tijdelijk een verbindingsdraad op de polen van
de stekker van de kabelboom.
56).
5. Start de motor, houd de gashendel halverwege tussen
Langzaam en Snel en zet de parkeerrem vrij.
Opmerking: De rijhendels moeten in de vergrendelde
neutraalstand staan als er afstellingswerkzaamheden
worden uitgevoerd.
6. U stelt de lengte van de pompstang aan een kant af
door de zeskantige as in de juiste richting te draaien,
totdat het corresponderende wiel stilstaat of iets
achteruit kruipt
56).
51
(Figuur
58).