Figuur 58
1. Rechter pompstang
2. Linker pompstang
3. Kogelverbinding
4. Bout
7. Beweeg de rijhendel naar voren en naar achteren en zet
deze vervolgens in de neutraalstand. Het wiel moet
ophouden met draaien of iets achteruit kruipen.
8. Zet de gashendel op Snel. Het wiel moet stil blijven
staan of iets achteruit kruipen. Indien nodig opnieuw
afstellen.
9. Herhaal stappen
6
tot en met
van de machine.
10. Draai de contramoeren op de kogelverbindingen vast
(Figuur
56).
11. Zet de gashendel op Langzaam en zet de motor af.
12. Maak de verbindingsdraad los van de stekker van de
kabelboom en sluit de stekker aan op de stoelschakelaar.
5. Contramoer
6. Zeskantige as
7. Kogelverbinding
8
voor de andere kant
WAARSCHUWING
De beveiliging van het elektrische systeem zal
niet goed werken als de verbindingsdraad is
gemonteerd.
• Maak de verbindingsdraad los van de
stekker van de kabelboom en sluit de
stekker aan op de stoelschakelaar als de
afstelling klaar is.
• Gebruik de machine nooit als de
verbindingsdraad is gemonteerd en de
stoelschakelaar is omgeleid.
13. Zet de stoel omlaag in positie.
14. Haal de kriksteunen weg.
Maximumsnelheid instellen
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit,
verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bestuurdersstoel verlaat.
3. Draai de bouten los waarmee het voorpaneel vastzit,
en verwijder het paneel
2
1
1. Bouten
2. Stoelplaat
4. Draai de contramoer op de aanslagbout voor een van
de rijhendels los
52
(Figuur
59).
G020875
Figuur 59
(Figuur
60).