FC 300 Programmeerhandleiding
3.15.3 Instellingen datalog, 15-1*
De datalog maakt het mogelijk om continu tot 4 gegevensbronnen (par. 15-10) met afzonderlijke intervallen (par. 15-11) te loggen. Een triggergebeurtenis
(par. 15-12) en enkele steekproeven (par. 15-14) worden gebruikt om het loggen conditioneel te starten en te stoppen.
15-10 Logbron
Selecteer welke variabelen moeten worden gelogd.
Array [4]
Geen
14-72 VLT alarmwoord
14-73 VLT waarsch.wrd
14-74 VLT uitgebr statusw.
[16-00
Stuur-
woord]
16-01 Referentie [Eenh.]
16-02 Referentie %
16-03 Statuswoord
16-10 Verm. [kW]
16-11 Verm. [pk]
16-12 Motorspanning
16-13 Frequentie
16-14 Motorstroom
16-16 Koppel
16-17 Snelh. [RPM]
16-18 Motor therm.
16-30 DC-aansluitsp.
16-32 Remenergie/s
16-33 Remenergie/2 min.
16-34 Temp. koellich.
16-35 Inverter therm.
16-50 Externe referentie
16-51 Pulsreferentie
16-52 Terugk. [Eenh]
16-54 Terugk. 1 [Eenh]
16-55 Terugk. 2 [Eenh]
16-56 Terugk. 3 [Eenh]
16-60 Dig. ingang
16-62 Anal. ingang 53
16-64 Anal. ingang 54
16-65 Anal. uitgang 42 [mA]
16-66 Dig. uitgang [bin]
16-75 Anal. ingang X30/11
16-76 Anal. ingang X30/12
16-77 Anal. uitgang X30/8 [mA]
16-90 Alarmwoord
®
MG.33.M4.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
3 Parameterbeschrijving
3
153