1. Transportvergrendeling (zijmaai-eenheden)
Gebruik van de machine
•
Start de motor en laat deze op
stationair lopen om warm te worden. Zet de
toerentalschakelaar van de motor in
, breng de maai-eenheden omhoog,
STATIONAIR
zet de parkeerrem vrij, druk het tractiepedaal om
vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open
terrein.
•
Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in
starten en stoppen van de machine. Om de
machine te stoppen, neemt u uw voet van het
tractiepedaal en laat u het terugkeren in de
of trapt u het achteruit-pedaal in.
NEUTRAALSTAND
Opmerking:
Als u met de machine een helling
afdaalt, zult u soms het achteruitpedaal moeten
gebruiken om te stoppen.
•
Oefen met het ontwijken van obstakels met
de maai-eenheden omhoog en omlaag. Wees
voorzichtig als u tussen smalle objecten rijdt
zodat u de machine of de maai-eenheden niet
beschadigt.
•
Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
•
Als u een obstakel tegenkomt, moet u de
maai-eenheden tillen zodat u er omheen kunt
maaien.
•
Als u de machine van het ene maaigebied naar het
andere rijdt, moet u de maai-eenheden volledig
omhoog brengen, de aftakas uitschakelen, de
schakelaar Maaidekken/transport op T
zetten en de gashendel op S
Tegengewicht
Het tegengewichtsysteem oefent hydraulische
tegendruk uit op de hefcilinders van de maaidekken.
Figuur 35
HALFGAS
HOOG
RANSPORT
zetten.
NEL
Deze druk verbetert de tractie doordat het gewicht
van de maaidekken wordt verplaatst naar de
aandrijfwielen van de maaier. De druk van het
tegengewicht is standaard ingesteld voor een optimale
balans tussen maairesultaat en tractie in de meeste
omstandigheden.
De instelling van het tegengewicht verlagen kan
de maai-eenheid stabieler maken, maar de tractie
verminderen. De instelling van het tegengewicht
verhogen kan zorgen voor meer tractie, maar
resulteren in een slecht maairesultaat. Raadpleeg de
Onderhoudshandleiding van uw tractie-eenheid voor
instructies om de druk van het tegengewicht aan te
passen.
g011550
De rempedalen gebruiken
Belangrijk:
Moet u plots remmen, haal dan
uw voet van het tractiepedaal en druk dan de
rempedalen in.
Alleen in het lage snelheidsbereik kunt u de remmen
afzonderlijk gebruiken om te keren of om de tractie
te verbeteren. Doe het volgende als u de remmen
afzonderlijk gebruikt:
•
Koppel de pedaalvergrendeling af
•
Voor assistentie bij het keren drukt u op het
overeenkomende rempedaal in de gewenste
rijrichting. Hierdoor kunt u een kleinere draaicirkel
maken.
Opmerking:
rempedalen afzonderlijk gebruikt, in het bijzonder
op zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk
kan scheuren.
•
Voor tractiehulp oefent u lichte druk uit op het
rempedaal aan de kant van het voorwiel dat slipt.
In sommige heuvelachtige omstandigheden kan
het hoogste wiel slippen en grip verliezen. Als deze
situatie zich voordoet, trapt u het stuurpedaal voor
het hoogste wiel geleidelijk en met tussenpozen
in totdat dit wiel niet meer slipt. Hierbij wordt de
tractie op het laagste wiel vergroot.
Toro Smart Power™
begrijpen
Dankzij Smart Power hoeft de bestuurder het toerental
niet in de gaten te houden bij zware belasting. Smart
Power voorkomt dat de motor te zwaar belast wordt in
zware maaiomstandigheden door de machinesnelheid
automatisch te regelen en de maaiprestaties te
optimaliseren.
Opmerking:
.
INGESCHAKELD
42
Ga voorzichtig te werk indien u de
De Smart Power functie is standaard
(Figuur
4).