De draairichting van de
ventilator omkeren
Het ventilatortoerental van de machine is afhankelijk
van de temperatuur van de hydraulische vloeistof en
de motorkoelvloeistof. Als de hydraulische vloeistof of
koelvloeistof een bepaalde temperatuur bereikt, voert
de ventilator automatisch een omgekeerde cyclus
uit. Bij deze cyclus wordt vuil van het achterscherm
geblazen en verlaagt de temperatuur van de motor en
de hydraulische vloeistof.
U kunt handmatig een omgekeerde cyclus uitvoeren
door de rechter- en linkerknop van het InfoCenter
tegelijk in te drukken. Het strekt tot aanbeveling om
de ventilator handmatig om te keren voordat u het
werkgebied verlaat of de onderhouds- of opslagplaats
inrijdt.
De functie Auto stationair
De machine beschikt over een automatische functie
voor stationair draaien die ingeschakeld wordt als de
volgende functies gedurende een bepaalde tijd niet
worden gebruikt; in het InfoCenter kunt u instellen
hoe lang het duurt voordat de motor stationair begint
te draaien.
•
Het tractiepedaal keert terug naar de
stand.
•
de aftakas is uitgeschakeld.
•
Alle hefschakelaars zijn inactief.
Als u een van de bovenstaande functies start keert
de machine automatisch terug naar de vorige
stand van het gaspedaal.
Cruisecontrol gebruiken
Met de schakelaar van de cruisecontrol vergrendelt u
het pedaal zodat de gewenste rijsnelheid behouden
wordt. Druk op de achterzijde van de schakelaar om
de cruisecontrol uit te schakelen. Met de middelste
stand van de schakelaar wordt de cruisecontrol
ingeschakeld en met de voorzijde van de schakelaar
kan de gewenste rijsnelheid worden ingesteld.
Opmerking:
Ook door een rempedaal in te drukken
of het tractiepedaal in
ACHTERUIT
1 seconde kunt u de pedaalstand vrijstellen.
Starten van de motor
Belangrijk:
Ontlucht het brandstofsysteem in de
volgende gevallen:
•
De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
•
Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van
het brandstofsysteem.
NEUTRALE
te zetten gedurende
43
1.
Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop
dat het pedaal in de
dat de parkeerrem in werking is gesteld.
2.
Zet gashendel op laag stationair.
3.
Draai het contactsleuteltje naar de stand
Het indicatielampje van de gloeibougie moet
gaan branden.
4.
Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op
Belangrijk:
Laat de startmotor niet langer
dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat
de startmotor hierdoor vroegtijdig defect
kan raken. Als de motor na 15 seconden
nog niet wil starten, moet u het sleuteltje
op U
draaien, de bedieningsorganen
IT
en procedures controleren, nog eens
15 seconden wachten en de startprocedure
herhalen.
5.
Laat het sleuteltje direct los als de motor start en
laat het weer terugkeren naar D
6.
Zet de gashendel in de gewenste stand.
Als de temperatuur beneden -7 °C is, kunt u de
startmotor 30 seconden laten draaien. Daarna
moet u de startmotor 60 seconden afzetten
voordat u een tweede startpoging onderneemt.
Belangrijk:
Zet de motor af en laat hem
afkoelen voordat u controleert op olielekken,
losse onderdelen of andere waarneembare
defecten.
De motor afzetten
Belangrijk:
Laat de motor 5 minuten stationair
lopen voordat u deze afzet of nadat de machine
volledig belast is gebruikt. Hierdoor kan de
turbocompressor afkoelen voordat u de motor
afzet. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen
met de turbocompressor ontstaan.
Opmerking:
Laat de maaidekken altijd neer op
de grond als u de machine parkeert. Dit vermindert
de hydraulische belasting van het systeem, beperkt
slijtage van onderdelen van het systeem en voorkomt
dat de maaidekken per ongeluk worden neergelaten.
1.
Zet de gashendel naar achteren op L
2.
Zet de aftakasschakelaar in de stand U
3.
Stel de parkeerrem in werking.
4.
Draai het contactsleuteltje op U
5.
Verwijder het sleuteltje uit het contact om te
voorkomen dat de motor per ongeluk start.
staat. Zorg
NEUTRAALSTAND
LOPEN
.
START
.
RAAIEN
ANGZAAM
.
IT
.
IT
.
.