Bedieningsinstructies
90
Veiligheidsrichtlijnen bij bediening
Controleer of de veiligheidsgordel niet versleten
72 .
is, zie bladzijde
De machine moet bedrijfsklaar zijn, dat wil
zeggen dat gebreken die ongelukken kunnen
veroorzaken, hersteld moeten zijn.
Draag passende werkkleding om veilig te kunnen
werken en een veiligheidshelm.
Om te voorkomen dat uw handen of vingers
bekneld raken, moet u uw handen uit de buurt
houden van luiken, deuren, ruiten e.d.
Stap altijd in of uit de cabine met uw gezicht naar
de machine toe en maak gebruik van de
aanwezige opstapjes en handgrepen. Ga altijd uit
van het principe van driepuntscontact: dat wil
zeggen twee handen en één voet of één hand en
twee voeten – niet springen!
Controleer of het aanbouwdeel op de juiste
manier bevestigd en vergrendeld is.
De trillingen (schudden) die ontstaan als met de
machine wordt gewerkt, kunnen schadelijk zijn
voor de machinist. U kunt dit beperken door:
- de stoel goed in te stellen en de
veiligheidsgordel goed vast te doen;
- de machine tijdens het uitvoeren van de
werkzaamheden neer te zetten op een zo vlak
mogelijke ondergrond (en zo nodig de
ondergrond vlak te maken);
- uw snelheid aan te passen.
De cabine voldoet aan de eisen voor vallende
voorwerpen met een gewicht dat overeenstemt
met de testmethoden volgens de normen voor
ROPS (Roll Over Protective Structure), OPG
(Operator Protective Structure) en TOPS (Tip-
Over Protective Structure), zie bladzijde
Klim tijdens onweersbuien niet in of uit de
machine.
- Blijf op geruime afstand van de machine, totdat
het onweer voorbij is.
- Zet, als u in de cabine zit, de motor af en blijf
zitten, totdat het onweer voorbij is. Raak geen
bedieningselementen of metalen onderdelen
aan.
13 .