Bedieningstechnieken
124
Werken in gevaarlijke omgevingen
egale ondergrond van richting en rijd zo nodig
eerst de helling af om via een omweg het punt van
bestemming te bereiken.
Wanneer de machine slipt, laat de bak dan
onmiddellijk op de grond neer. Door onbalans kan
de machine kantelen. Vermijd in het bijzonder het
zwenken met een geladen bak. Wanneer u niet
anders kunt, moet u eerst met een berg aarde een
plateau op de helling maken en zo de machine
horizontaal en stabiel maken.
Bij het rijden op hellingen moet u de hoek tussen
de giek en de knikarm tussen 90–110° houden en
de bak 20–30 cm (7.9–11.8 in) boven de grond
houden
Als de motor op een helling uitvalt, laat dan het
aanbouwdeel op de grond neer. Gebruik de
zwenkfunctie niet, omdat de bovenwagen onder
invloed van het eigen gewicht kan gaan draaien,
waardoor de machine mogelijk kantelt of
zijwaarts wegglijdt.
Parkeer de machine niet op een helling om deze
vervolgens onbeheerd achter te laten.
Werken in water en op drassige grond
Wanneer u met de machine door stromend water
moet rijden, moet u bij troebel water de bak als
'voelspriet' gebruiken. Onder het water kunnen
verborgen obstakels of gevaarlijke kuilen aanwezig
zijn. Stop de machine tijdens het waden regelmatig
en zwenk de bak vlak boven de bodem heen en
weer. Door deze beweging kunt u stenen of andere
obstakels ontdekken. 'Peil' met de bak om de
waterdiepte te meten en om gevaarlijke kuilen te
ontdekken.
Smeer na werkzaamheden in water de
smeerpunten op de onderwagen die onder water
hebben gestaan om zo eventueel
binnengedrongen water naar buiten te persen.
Controleer tevens dat er geen water in het rijwerk
is gedrongen.