De parameters die deze modus regelen zijn:
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de gewenste toevoertemperatuur bij de verwarmings-
3
modus. Actief voor de verwarmingsmodus Par. 1 = 0 of 3
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan worden
23
toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet voor de
verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan worden
24
toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet voor de
modus 4).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 03
Par. 23
Modus 1
(Werking in de klimaatmodus met thermostaat omgeving/verzoek warm-
te, setpoint dat varieert in functie van de buitentemperatuur)
In dit geval werkt de thermische module met een setpoint dat varieert
in functie van de buitentemperatuur op basis van een klimaatcurve die
wordt bepaald door de volgende parameters:
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de offsetwaarde van het setpoint dat berekend is in de
109
klimaatmodus (Par. 1 = 1).
Bepaalt het maximumsetpoint bij de minimale buitentempera-
19
tuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de minimale buitentemperatuur waaraan het maxima-
20
le setpoint in de klimaatregeling kan worden gekoppeld
Bepaalt het minimumsetpoint bij de maximale buitentempera-
21
tuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de maximale buitentemperatuur waaraan het minima-
22
le setpoint in de klimaatregeling kan worden gekoppeld
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan worden
23
toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet voor de
verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan worden
24
toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet voor de
modus 4).
25
Bepaalt de uitsluitingstemperatuur van de klimaatregeling
Het verzoek wordt geactiveerd bij de sluiting van het contact van de ther-
Max. temp. setp. (°C)
mostaat omgeving/verzoek warmte op voorwaarde dat de buitentempe-
ratuur de door de parameter 25 bepaalde waarde niet overschrijdt.
Setpoint
Als de buitentemperatuur de in parameter 25 ingestelde waarde over-
schrijdt, wordt de brander uitgezet, ook al is er een verzoek om warmte
aanwezig.
Min. temp. setp. (°C)
De klimaatcurve kan ook op een eenvoudigere en intuïtievere manier
worden ingesteld.
Buitentemp. (°C)
Ga naar het menu "Gecentraliseerde verwarm.". Het display zal er als
volgt uitzien:
Druk op de toets ● om te bevestigen en naar het scherm van de klimaat-
curve te gaan.
"Verw. Max. Set." en "Min. Buitentemp." worden naar voren gebracht,
druk op de toets ● om de waarde ervan te wijzigen.
1
2
3
Herhaal de fases 1 tot en met 3 om verdere wijzigingen aan te brengen.
Nadat de parameters zijn ingesteld, drukt u op de toets ESC om de menu's
te verlaten.
9
59
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 19
Par. 21
Par. 23
Par. 20
Centrale Verwarming
"
"
Weersafhankelijke Regeling
"
Weersafhankelijke Regeling
"
90
0
-15
Buitentemperatuur [°C]
"
Verander Verw. Max. Set. met behulp van de toetsen ▲ / ▼ en Min.
Buitentemp. met de toetsen ◄ / ►.
Druk op ● om de wijzigingen op te slaan
Selecteer de andere waarden met behulp van de toetsen ◄ / ►.
Indien de externe sonde (accessoire) niet wordt waargenomen (we-
gens niet gemonteerd of beschadigd), geeft het systeem de volgende
melding: nr. 202
De aanwezigheid van de melding schakelt de thermische module
niet uit waardoor een verzoek om warmte kan worden gedaan aan
het op de klimaatmodus ingestelde maximumsetpoint.
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Max. temp.
setp. (°C)
Par. 109
Min. temp.
setp. (°C)
Par. 22
Par. 25
Buitentemp. (°C)
"
"
T Aanvoer (Klimaatpunt)
82.0
°C
"
"
"
"
T Aanvoer (Voetpunt)
40.0
°C
"
"
"
"
Afschakeltemperatuur
21.0
°C
"
"
"
"
T Buiten (Voetpunt)
21.0
°C
35
"
"
"
"
T Buiten (Klimaatpunt)
-4.0
°C
"
"
"
"
"