2.8 Gasaansluitingen
Het aansluiten van het gas moet worden uitgevoerd volgens de geldende
Installatienormen en moet zulke afmetingen hebben waardoor een goe-
de gastoevoer naar de brander wordt gegarandeerd.
Alvorens het aansluiten uit te voeren, moet worden gecontroleerd:
9
of het gastype overeenkomt met het type waarvoor het apparaat ge-
schikt is
9
Indien het apparaat moet worden aangepast voor een andere gas-
brandstof, neem dan contact op met uw lokale Technische Klanten-
service die de nodige wijzigingen zal aanbrengen. In geen geval mag
de installateur deze werkzaamheden uitvoeren.
9
of de leidingen zorgvuldig zijn gereinigd
9
of de toevoer van de gasmeter het gelijktijdige gebruik garandeert
van alle apparaten die op de meter zijn aangesloten. Het aansluiten
van het apparaat op het gastoevoernet moet worden uitgevoerd vol-
gens de geldende voorschriften.
9
of de ingaande druk de volgende referentiewaarden heeft wanneer
het apparaat uitstaat:
− methaanvoeding: optimale druk 20 mbar
− LPG-voeding: optimale druk 37 mbar
0
Gebruik in geen geval brandstoffen die verschillen van degene die
zijn voorzien.
Hoewel het normaal is dat de ingaande druk tijdens de werking van het
apparaat vermindert, doet u er goed aan te controleren dat er geen over-
dreven drukschommelingen aanwezig zijn. Om de omvang van deze ver-
anderingen te beperken, moet de gastoevoerleiding de gepaste diameter
krijgen op basis van de lengte en de drukverliezen van de leiding zelf, van
de gasmeter naar de thermische module.
9
Als er aanzienlijke schommelingen zijn in de distributiedruk van het
gas, wordt aangeraden een hiervoor bestemde drukstabilisator vóór
de gasingang van het apparaat te monteren. In geval een voeding
met G30 en G31 moeten alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen
worden genomen om te vermijden dat het ontvlambare gas bevriest
bij heel lage buitentemperaturen.
Als er vaste deeltjes aanwezig zijn in het gasverdeelnet, installeer dan
een filter in de brandstoftoevoerleiding. Zorg er bij de keuze van een filter
voor dat u er een neemt die een zo klein mogelijk drukverlies veroorzaakt.
9
Bij verrichte installatie dient men te controleren dat de uitgevoerde
verbindingen lekdicht zijn.
2.9
Afvoer van de verbrandingsproducten
Het apparaat worden standaard geleverd in een configuratie van type B
(B23-B23P-B53P), dus bedoeld om rechtstreeks lucht op te zuigen in het
lokaal van de installatie, en met behulp van specifieke accessoires kan
het type van de configuratie worden veranderd in het type C. In deze con-
figuratie zuigt het apparaat lucht rechtstreeks van buitenaf op met de
mogelijkheid coaxiale of dubbele leidingen te gebruiken.
Het is cruciaal dat voor de extractie van de rookgassen en het opzuigen
van de verbrandingslucht alleen leidingen worden gebruikt die specifiek
voor condensatieketels zijn. Het is ook onontbeerlijk dat de aansluiting op
een correcte manier verloopt zoals aangegeven in de handleidingen die
bij de rookgasaccessoires zit.
9
Sluit de afvoerleidingen voor de rookgassen van dit apparaat niet
aan op die van andere apparaten tenzij uitdrukkelijk goedgekeurd
door de fabrikant. Als met deze waarschuwing geen rekening wordt
gehouden, kan er zich koolstofmonoxide ophopen in het lokaal van
de installatie. Deze situatie kan de veiligheid en de gezondheid van
personen in het gedrang brengen.
9
Voor meer informatie over afvoerleidingen voor in cascade aangeslo-
ten thermische modules, raadpleeg de Catalogus en de handleidin-
gen die de betreffende accessoires zit.
9
Controleer dat de verbrandingslucht (aangezogen lucht) niet is ver-
ontreinigd door:
− wassen/gechloreerde reinigingsmiddelen
− chemische producten op basis van chloor voor zwembaden
− calciumchloride
− natriumchloride gebruikt voor het ontharden van het water
− koelmiddelverliezen
− producten voor het verwijderen van verf of lak
− zoutzuur
− cementen en lijmen
− antistatische wasverzachters gebruikt in droogkasten
− chloor gebruikt voor huishoudelijke of industriële doeleinden zo-
als wasmiddel, bleekmiddel of oplosmiddel
− kleefstoffen die gebruikt worden om constructieproducten en an-
dere soortgelijke producten te bevestigen.
9
Om de verontreiniging van de thermische module te voorkomen,
mogen de luchtinlaten voor het aanzuigen en de afvoerleidingen
voor rookgassen niet worden gemonteerd in de buurt van:
− stomerij/wasruimtes en wasserijen
− zwembaden
− metallurgische installaties
− schoonheidswinkels
− werkplaatsen waar koelkasten en koelinstallaties worden her-
steld
− bedrijven waar foto's worden ontwikkeld
− carrosseriewerkplaatsen
− productie-installaties van plastic
− autocarrosseriewerkplaatsen en carrosseriebedrijven.
31
INSTALLATIE