Deze hoogwaardige synthetische, biologisch afbreekbare
vloeistof werd getest en geschikt bevonden voor deze
Toro-machine. Andere merken van synthetische vloeistof
kunnen afdichtingsproblemen veroorzaken; Toro kan
niet aansprakelijk worden gesteld voor ongeoorloofde
vervangingen.
Opmerking: Deze synthetische vloeistof is niet compatibel
met de Toro biologisch afbreekbare vloeistof die vroeger
werd verkocht. Neem voor verdere informatie contact op
met uw Toro-distributeur.
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, breng de
maaidekken omlaag en zet de motor af.
2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de
hydraulische tank
(Figuur
1. Dop van hydraulische tank
3. Verwijder de dop/peilstok uit de vulbuis en veeg af
met een schone doek.
4. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder hem daarna
en controleer het vloeistofpeil.
Opmerking: Het vloeistofpeil moet in het
bedrijfsbereik op de peilstok staan.
Belangrijk: Vul de brandstoftank niet te vol.
5. Als het peil te laag is, vult u de nodige hoeveelheid
vloeistof bij om het peil tot de Vol-markering te
brengen.
6. Breng de dop/peilstok aan op de vulbuis.
Afstelling van contact tussen
snijplaat en messenkooi
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer het contact tussen de snijplaat en de messenkooi,
ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt
aanvaardbaar was. Er moet over de volle lengte een licht
contact tussen de messenkooi en de snijplaat zijn (zie
32).
1
g021215
Figuur 32
Contact tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de
gebruikershandleiding ).
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 94 tot 122 N·m.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De machine inrijden
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal
functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken
(inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken. Stel de
voorwaartse tractiesnelheid in op 6,4 km/uur zodat deze
overeenstemt met de achterwaartse tractiesnelheid (alle
8 afstandsstukken bovenaan de maaitoerentalbediening).
Rij vooruit met de motor op hoog stationair en de
maaitoerentalbegrenzer ingeschakeld en rem gedurende
15 seconden. Rij achteruit met de maximale snelheid voor
achteruitrijden en rem gedurende 15 seconden. Herhaal
dit 5 keer en wacht steeds 1 minuut tussen het voor- en
achteruitrijden om te voorkomen dat de remmen oververhit
raken. Na de inrijprocedure moeten de remmen misschien
worden afgesteld; zie
Parkeerremmen afstellen (bladz.
De motor starten en stoppen
Belangrijk: U moet het brandstofsysteem ontluchten
voordat u de motor start als u deze voor de eerste keer
start, de motor is afgeslagen omdat de brandstof op was,
of onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem
zijn uitgevoerd; zie
Het brandstofsysteem ontluchten
(bladz.
44).
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap
het tractiepedaal niet in zodat het in de
NEUTRAALSTAND
werking, zet de gashendel op S
activerings-/blokkeringsschakelaar op B
gezet.
2. Draai de contactschakelaar op
Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de
motor 6 seconden wordt voorverwarmd.
3. Wanneer de gloeibougies zijn voorverwarmd, draait u
het sleuteltje naar de stand S
30
staat, stel de parkeerrem in
en controleer de
NEL
LOKKEREN
/
AAN
VOORGLOEIEN
.
TART
48).
is
.