Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Riemdistributie - Scania DI16 XPI Instructieboekje

Scheepsmotor
Inhoudsopgave

Advertenties

Koelvloeistoftemperatuur
BELANGRIJK!
Een buitensporige koelvloeistoftemperatuur kan
leiden tot motorschade.
De normale koelvloeistoftemperatuur tijdens de
werking is ca. 94 °C (200 °F).
De alarmniveaus worden ingesteld in de motor-
regeleenheid. De standaardinstelling voor de
laagste en hoogste grenswaarden voor een hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur zijn respectieve-
lijk 95 °C/203 °F en 105 °C/221 °F.
Het alarm voor een hoge koelvloeistoftempera-
tuur heeft de volgende functies:
• Alleen alarm.
• Alarm en koppelafname bij de laagste grens-
waarde.
• Alarm bij de laagste grenswaarde en motor-
uitschakeling bij de hoogste grenswaarde.
• Alarm, koppelafname bij de laagste grens-
waarde en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde.
• Alarm bij de laagste grenswaarde en motor-
uitschakeling bij de hoogste grenswaarde met
de mogelijkheid tot tijdelijke overname van
de regeling voor motoruitschakeling.
• Alarm, koppelafname bij de laagste grens-
waarde en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde met de mogelijkheid tot tijdelij-
ke overname van de regeling voor motoruit-
schakeling.
Als deze gedurende langere periode onder een
extreem lichte belasting draait, ondervindt de
motor mogelijk moeilijkheden bij het handhaven
van de koelvloeistoftemperatuur. Bij een hogere
belasting stijgt de koelvloeistoftemperatuur naar
de normale waarde.
OPM 360 nl-NL
Oliedruk
De normale oliedruk tijdens bedrijf is 3-6 bar
(43,5-87 psi). De laagste toegelaten oliedruk bij
stationair draaien is 0,7 bar (10,2 psi).
Het motorregelsysteem geeft een alarm af bij de
volgende niveaus:
• Bij een motortoerental dat lager is dan 1.000
omw/min en een oliedruk die lager is dan
0,7 bar (10,2 psi).
• Bij een motortoerental dat hoger is dan 1.000
omw/min en een oliedruk die lager is dan
2,5 bar (36,3 psi) gedurende meer dan 3 se-
conden.
Het alarm voor een incorrecte oliedruk heeft de
volgende functies:
• Alleen alarm.
• Alarm en koppelafname met 30%.
• Alarm en motoruitschakeling.
• Alarm en tijdelijke overname van de regeling
voor motoruitschakeling.
N.B.:
Een hoge oliedruk (meer dan 6 bar/87 psi) is nor-
maal tijdens het starten van een koude motor.
Laadcontrolelamp
Als de lamp wordt ingeschakeld tijdens het be-
drijf: Controleer de aandrijfriem van de dynamo
en stel deze af volgens de instructies in het ge-
deelte Aandrijfriem controleren.
Als de controlelamp voor laden blijft branden,
kan dat duiden op een dynamostoring of een sto-
ring in het elektrisch systeem.

Riemdistributie

Wanneer de riemdistributie nieuw is, kan dat tij-
dens het lopen tot een piepend geluid leiden. Dit
geluid is normaal en verdwijnt na verloop van
50-100 bedrijfsuren. Het geluid is niet van in-
vloed op de levensduur van de riemdistributie.
21
©
Scania CV AB 2022, Sweden
Starten en bedrijf

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave