Figuur 53
6.
Druk op de linker knop van het InfoCenter om
uw instelling te bewaren en het scherm voor het
instellen van de diepte te verlaten.
7.
Draai het contactsleuteltje naar de stand U
Instellen van de gatafstand
(tussenruimte)
Opmerking:
Als u de gewenste gatafstand instelt
dan regelt de machine de rijsnelheid om de afstand
te handhaven.
1.
Verzeker dat beluchtingskop in de geheven
stand staat, zie
Heffen van de beluchtingskop
(bladz.
27).
2.
Draai het contactsleuteltje naar de stand L
Figuur 54
3.
Druk op de rechter knop van het InfoCenter tot
het scherm voor het instellen van de gatafstand
(tussenruimte) bereikt is
55).
g357976
.
IT
OPEN
g358601
(Figuur 54
en
Figuur
4.
Druk op de middelste knop om de optie voor het
instellen van de gatafstand te bereiken.
Opmerking:
de gatafstand verschijnt.
5.
Stel de gatafstand
•
Druk op de middelste knop van het
InfoCenter om de gatafstand te verkleinen.
•
Druk op de rechter knop om de gatafstand
te vergroten.
.
6.
Druk op de linker knop van het InfoCenter om
uw instelling te bewaren en het scherm voor het
instellen van de gatafstand te verlaten.
7.
Draai het contactsleuteltje naar de stand U
34
Figuur 55
Het scherm voor het instellen van
(Figuur
56) als volgt in:
Figuur 56
g357974
g357977
.
IT