Figuur 78
1. Stang en veer gedeeltelijk
geplaatst
2. Uiteinde van de veer met
lus geplaatst in de inkeping
in de geleiderbeugel
6.
Bevestig de stand en veer door deze zo te
buigen dat het korte uiteinde van de stand
achter de voorste beugel op het maaidek kan
worden geplaatst
(Figuur
Belangrijk:
De grasgeleider moet onder
veerspanning omlaag worden gehouden. Til
de grasgeleider omhoog om te controleren
of deze volledig omlaag klapt.
7.
Monteer de borgpen in het uiteinde van de stang
(Figuur
77).
g024316
3. Stang, korte uiteinde,
geplaatst achter
maaibeugel
4. Kort uiteinde, bevestigd
met maaibeugel.
78).
Reiniging
Onderkant van
maaimachine wassen
Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast
reinigen.
Nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u
de onderkant van de machine telkens wassen om
te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor
wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter
verstrooid.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak en schakel de aftakas uit.
2.
Zet de rijhendels naar buiten in de neutrale
vergrendelstand, schakel de motor uit, verwijder
het contactsleuteltje en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen
voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
3.
Bevestig de slangkoppeling aan de
wasaansluiting van de maaimachine en draai de
waterkraan helemaal open
Opmerking:
van de wasaansluiting om de koppeling
gemakkelijker te bevestigen en de O-ring te
beschermen.
54
(Figuur
79).
Smeer vaseline op de O-ring