Brandstofmeter
Kijk op het brandstofvenster onder de bedieningsplaats
om het benzinepeil te controleren voordat u de tank
vult
(Figuur
7).
1. Venster van brandstofmeter
Brandstoftank vullen
Zet de motor af en zet de rijhendels in de parkeerstand.
Belangrijk:
Giet de brandstoftank niet te vol.
Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis.
Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit
te zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan
dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan de
motor of het emissiesysteem.
1.
Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder
de tankdop.
Opmerking:
Gebruik het brandstofvenstertje
onder de bestuurderspositie om voor het tanken
na te gaan of er zich brandstof in de tank bevindt
(Figuur
7).
2.
Traag gewone, ongelode benzine toevoegen tot
de brandstof tot de onderkant van de vulbuis
reikt
Figuur
8.
Figuur 7
g020264
3.
Draai de brandstofdop stevig vast tot u een klik
hoort. Neem gemorste benzine op.
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers
in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van
deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden,
omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
18
Figuur 8
g027637