Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
•
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
•
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES)
•
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
•
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
•
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Voer de netwerksleutel van het toegangspunt (of de router) in.
10
Als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt en deze functie is
uitgeschakeld, verschijnt het overeenkomstige scherm.
Als u Wi-Fi Direct wilt inschakelen, selecteert u het selectievakje en
klikt u op Volgende. Als u dit niet wilt doen, klikt u op Volgende.
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
68