Apparaatinstellingen
Als u de taal opnieuw wilt instellen, drukt u op
u de gewenste taal.
4
Druk op het veld Naam apparaat.
Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Verwijder de bestaande apparaatnaam en voer de naam in die u
voor het apparaat wilt gebruiken, druk vervolgens op OK. Druk
vervolgens op Volg..
Denk daarbij dat de apparaatnaam op het netwerk zal worden
gebruikt.
• Voer indien nodig de locatie van het apparaat in het veld
• Indien nodig voert u in het veld
beheerder die bij problemen met het apparaat moet worden
benaderd.
5
Druk op de knop Test om de LAN-verbinding te controleren. Als
Verbonden na het indrukken van de knop Test verschijnt, drukt u op
Volg..
Als Niet verbonden verschijnt, controleer dan of het apparaat op het
netwerk is aangesloten en vervolgens opnieuw de LAN-verbinding.
(Terug) en selecteert
Locatie
Beheerder
de informatie in van de
Als er zich een verbindingsprobleem met het netwerk blijft voordoen,
neem dan contact op met de netwerkbeheerder.
6
Voer in de velden het IP-adres, subnetmasker en gateway in. Druk
vervolgens op Volg..
• Als er een nieuw IP-adres automatisch door de DHCP of BOOTP
wordt toegewezen, druk dan op
• Als u niet zeker weet welke uw netwerkomgeving is, neem dan
contact op met uw netwerkbeheerder.
7
Voer de hostnaam, de domeinnaam, de primaire DNS-server en de
in.
secundaire DNS-server in in de afzonderlijke velden. Druk
vervolgens op Volg..
8
Druk op het veld naam.
a De Beheer is standaard ingesteld. Wilt u de naam wijzigen,
verwijder dan de naam Beheer, voer een nieuwe
beheerdersnaam in en druk op OK.
b Druk op het veld Nieuw wachtw..
c Voer het te gebruiken wachtwoord in en druk vervolgens op OK.
Dit wachtwoord wordt gebruikt voor toegang tot het
beheerdersaccount.
DHCP of
BOOTP.
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
263