De instelling van een programma gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
5
Programma's opslaan
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis.
3
Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen
Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 134).
4
Druk op het tabblad Basis of Terug.
5
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel.
6
Druk op Programma's.
7
Druk op Opslaan.
8
Druk op het invoergebied van Naam programma. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk op de optie die
aangeeft dat u Gereed bent.
U kunt de waarden van ingestelde Programma's functies bekijken door omhoog of
omlaag te schuiven en controleer de waarden met behulp van de pijl-omhoog/
omlaag.
9
Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt
worden de ingestelde instellingen opgeslagen.
6
Programma's laden
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 77).
3
Druk op Programma's > Laden.
4
Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5
Druk op Toep..
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
6
Druk op
(Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
139
6. Kopiëren