GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn
dieselbrandstof en brandstofdampen
uiterst ontvlambaar en explosief.
Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een
afgezette of koude motor bijvullen.
Eventueel gemorste brandstof
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal.
Vul de brandstoftank totdat het peil
6 mm tot 13 mm van de onderkant
van de vulbuis staat. Dit geeft de
brandstof in de tank ruimte om uit te
zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof
bezig bent en houd de brandstof weg
van open vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone,
veilige en goedgekeurde containers
en zorg dat de dop op zijn plaats blijft.
3.
Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjec-
tiepomp open
(Figuur
Figuur 39
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
4.
Draai het contactsleuteltje naar de stand
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
Hierbij wordt er lucht bij de ontluchtschroef naar
buiten geperst.
Opmerking:
Laat het sleuteltje op A
totdat er een volle straal brandstof bij de schroef
naar buiten komt.
39).
g008891
AAN
staan
AN
5.
Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het
sleuteltje op U
Opmerking:
Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien
de motor echter niet start, kan er lucht tussen de
injectiepomp en de injectors zitten; zie
ontluchten (bladz.
Werking van het
diagnoselampje
De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat
aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een
elektrische storing registreert. Het diagnoselampje
bevindt zich op de bedieningspaneel
40). Als het elektronische besturingssysteem
correct functioneert en u het contactsleuteltje in
de stand A
zet, zal het diagnoselampje van
AN
het besturingssysteem 3 seconden branden en
daarna doven om aan te geven dat het lampje naar
behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft het lampje
onafgebroken branden totdat u het sleuteltje in een
andere stand draait. Het lampje gaat knipperen
als het besturingssysteem een elektrische storing
ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen en wordt
automatisch opnieuw ingesteld als u het sleuteltje
naar de stand U
1. Diagnoselampje
Als het diagnoselampje van het besturingssysteem
knippert, heeft het besturingssysteem 1 van de
volgende problemen ontdekt:
•
Kortsluiting in een van de outputs.
•
Een open kring in een van de outputs.
.
Met behulp van het diagnostische display kunt u
vaststellen welke output slecht functioneert; zie
interlockschakelaars controleren (bladz.
Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het
contactsleuteltje op A
elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke
oorzaken zijn:
33
.
IT
45).
(Figuur
draait zodra de storing verholpen is.
IT
Figuur 40
staat, betekent dit dat het
AN
Injectors
g020251
De
34).