Afstelling van contact
tussen ondermes en
messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact
tussen het ondermes en de messenkooi controleren,
ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere
maaibeurt aanvaardbaar is geweest. Er moet over de
volle lengte een licht contact tussen de messenkooi
en het ondermes zijn (zie Contact tussen ondermes
en messenkooi afstellen in de Gebruikershandleiding
van de maai-eenheid).
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht
laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen.
Model
03920
03821
Opmerking:
Zorg ervoor dat alle banden steeds de
aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan
de machine optimale maaiprestaties leveren en goed
functioneren.
GEVAAR
Een te lage bandenspanning vermindert
de stabiliteit van de machine op hellingen.
Hierdoor kan de machine omkantelen,
waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan
ontstaan.
Pomp de banden niet te zacht op.
De wielmoeren aandraaien
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 61 tot 88 N·m.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie
zijn aangedraaid.
Juiste bandendruk
0,83 bar
1,38 bar
De parkeerrem controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Start de motor, breng de maai-eenheden
omhoog, zet de parkeerrem vrij en rijd de
machine naar een open, vlak terrein.
2.
Stel de parkeerrem in werking
3.
Trap het tractiepedaal in om vooruit te rijden.
Opmerking:
met de parkeerrem ingeschakeld, moet u de
parkeerrem afstellen; zie
(bladz.
49).
Opmerking:
machine terwijl de parkeerrem ingeschakeld is,
zal de motor worden uitgeschakeld.
4.
Indien u de parkeerrem hebt afgesteld, herhaalt
u stap
2
en 3.
Opmerking:
terwijl de parkeerrem ingeschakeld is:
voer onderhoudwerkzaamheden uit aan de
parkeerremmen, controleer de linker en rechter
remkoppeling op beschadiging en controleer het
draaipunt van de remhendel op beschadiging;
zie
Onderhoud van de parkeerremmen (bladz.
49).
5.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurdersstoel verlaat.
Bestuurdersstoel instellen
De bestuurdersstoel verstellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren
verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn
dat u de machine het best kunt bedienen en dat u
comfortabel zit
27
(Figuur
Figuur 33
Indien de machine vooruitrijdt
Parkeerrem afstellen
Indien u vooruitrijdt met de
Indien de machine vooruitrijdt
33).
g332418