symmetrisch te houden zodat de stomper-armen
gelijkmatig worden belast.
• Verminder de werkdiepte (diepte-instelling) van de
beluchter als u een zeer compacte bodem moet
beluchten. Maak de pennen leeg, besproei het gras
en belucht opnieuw bij een grotere werkdiepte.
Bij beluchting van een bodem met een harde
ondergrond (d.w.z. zand/grond op een rotsachtige
onderlaag) kan de kwaliteit van de gaten aantasten. Dit
is het geval wanneer de werkdiepte groter is dan de
bovenlaag en de ondergrond zo hard is dat de pennen
deze niet kunnen binnendringen. Als de pennen in
contact komen met deze ondergrond, bestaat de kans
dat de beluchter omhoogkomt en de bovenkant van de
gaten wordt uitgerekt. Verminder de werkdiepte zodat
de pennen niet meer in contact kunnen komen met de
harde ondergrond.
Naaldpennen
Lange, dunne pennen die worden gebruikt bij een
naaldpenhouder of een minipenhouder kunnen zorgen
dat de rand van de voor- of achterzijde van het gat
omhoog staat of enigszins misvormd is. De kwaliteit
van de gaten wordt bij deze configuratie vaak beter
als het toerental van de beluchtkop met 10–15%
vanaf de volle snelheid wordt verlaagd. Bij beluchters
die worden aangedreven door een aftakas moet het
motortoerental worden verlaagd tot het toerental
van de aftakas ongeveer 460–490 is. De voorwaartse
afstand wordt niet beïnvloed door het verlagen van het
motortoerental. Het gemaakte gat kan ook worden
beïnvloed door de positie van het RotaLink-systeem.
Raadpleeg "Het RotaLink-systeem instellen".
Het optillen van de wortelzone
Het gebruik van de minipenhouders met grotere
beluchtpennen of dichte pennen met een grotere
diameter kan de belasting van de wortelzone van de
grasmat aanzienlijk verminderen. Deze belasting kan
de wortelzone scheuren en de grasmat optillen. Indien
deze schade optreedt, kunt u één of meer van de
volgende oplossingen proberen:
• Verminder de pendichtheid (verwijder enkele
pennen)
• Verklein de werkdiepte (advies: in stappen van ±
13 mm)
• Vergroot de voorwaartse insteekafstand (schakel de
tractor één versnelling hoger)
• Verklein de pendiameter (open of dicht)
Het RotaLink-systeem
instellen
De bevestigingshoogte van de RotaLink-demper heeft
invloed op de reactieve kracht die wordt toegepast
bij de stomper-arm en op het gedrag van de grond
tijdens het beluchten. Wanneer de voorkant van het
gat wordt gestuwd (verlengd of gerimpeld), kan een
"stijvere" positie deze stuwing weerstaan en de kwaliteit
van het gat verbeteren. Wanneer de achterkant van het
gat wordt gestuwd (verlengd of gerimpeld), kan een
"lossere" positie de kwaliteit van het gat verbeteren.
Om het RotaLink-systeem in te stellen, gaat u als volgt
te werk:
1. Verwijder de twee 1/2 inch borgmoeren waarmee
de RotaLink-demper aan de onderkant van het
frame van de beluchtkop is bevestigd (Figuur 22).
2. Laat de demper zakken, zodat de afstandsblokken
worden blootgesteld (Figuur 22).
3. Verplaats één of twee afstandsblokken per zijde van
de demper naar de bovenlant van het frame van
de beluchtkop. Elk afstandsblok staat gelijk aan
13 mm. Het onderste bumper-afstandsblok moet
op de demper blijven zitten.
1. RotaLink-demper
2. Onderste
bumper-afstandsblok
3. Afstandsblok(ken)
4. Plaats de demper weer terug op het frame van de
beluchterkop. Zorg dat het D-vormige borgschijfje
tegen het frame van de beluchterkop wordt
geïnstalleerd zoals weergegeven in Figuur 22. Draai
de twee borgmoeren vast.
Om de effecten van deze aanpassing te kunnen
zien, wordt aangeraden om slechts drie à vier
21
Figuur 22
4. D-vormig borgschijfje
5. Borgmoer