Werkingsprincipe
De driepuntsbevestiging van de tractor heft de beluchter
op voor trasnport en laat deze zakken voor gebruik.
De stroom van de aftakas wordt via assen,
versnellingsbak en drijfriemen overgebracht naar een
aantal krukassen die de penhoudende armen in het
oppervlak van de grasmat duwen.
Terwijl de tractor naar voren rijdt met de aftakas
ingeschakeld en de machine neergelaten, worden een
aantal gaten gemaakt in het oppervlak van de grasmat.
De diepte van de penetratie van de pen wordt bepaald
door de hoogte van de dieptecontrole.
De afstand tussen de gecreëerde gaten wordt bepaald
door de overbrengingsverhouding van de tractor (of
hydrostatische positie van de tractiepedaal) en het aantal
pennen in elke penhouder. Het eenvoudig wijzigen van
het motortoerental verandert de insteekafstand niet.
Oefenperiode
Oefen vóór u de beluchter gebruikt in een open ruimte
en oefen het gebruik van de machine. Bestuur de tractor
met de aanbevolen versnellingen en aandrijfsnelheden
van de aftakas en raak goed vertrouwd met de bediening
van de machine. Oefen het stoppen en starten, heffen
en neerlaten van de beluchter, uitschakeling van de
aftakasaandrijving en het op één lijn brengen van de
machine met eerdere banen. Een oefensessie garandeert
vertrouwen in de prestatie van de beluchter en helpt
ervoor te zorgen dat de juiste bedieningstechnieken
worden gebruikt wanneer de machine wordt bediend.
Als er zich sproeikoppen, elektriciteits- of
communicatiekabels of andere obstructies in het te
beluchten veld bevinden, markeer deze objecten dan
om ervoor te zorgen dat deze niet beschadigd raken
tijdens het gebruik.
Verlaat, om persoonlijk letsel te voorkomen,
nooit de bestuurderstoel van de tractor zonder
eerst de aftakas uit te schakelen, de parkeerrem
in werking te stellen en de motor uit te zetten.
Voer nooit reparaties uit bij de beluchter zonder
eerst de beluchter op de opslagstander of
geschikte blokken of krikken te laten zakken.
Controleer of alle veiligheidsinrichtingen op de
juiste plaats vast zitten vóór u verder gaat met
gebruik.
Vóór het beluchten
Inspecteer het werkgebied op gevaren die de machine
zouden kunnen beschadigen en verwijder deze, indien
mogelijk, of bedenk hoe u deze kunt vermijden. Zorg
dat u vervangende pennen en gereedschap bij zich
hebt, voor het geval de pennen beschadigd raken door
contact met vreemde materialen.
Beluchtingsprocedures
Opmerking: Lees bij het gebruik van
naaldpenhouders zorgvuldig de instructies die
zijn meegeleverd met de set, vanwege de unieke
bedieningsprocedure.
1. Laat de beluchter op de 3-puntsverbinding zakken
zodat de pennen bijna de grond raken bij het laagste
deel van hun slag.
2. Schakel bij een laag motortoerental van de tractor
de koppeling van de aftakas in om de beluchter op
te starten.
Belangrijk: Maak nooit gebruik van de
beluchter als er geen penhouders zijn
geïnstalleerd
3. Kies een versnelling waarbij u en voorwaartse
snelheid van ongeveer 1 à 4 km/uur rijdt
4. Als de koppeling wordt losgelaten en de tractor naar
voren rijdt, laat dan de machine volledig zakken in
de grasmat en voer de motorsnelheid op tot een
maximaal toerental van 540 bij de aftakas.
Belangrijk: Gebruik de aftakas van de tractor
nooit met een toerental hoger dan 540, want
dan kan de beluchter beschadigen.
Opmerking: Controleer of de rol zich op de
grond bevindt.
5. Noteer het gatenpatroon Als u een grotere
insteekafstand wilt, kunt u de voorwaartse snelheid
van de tractor opvoeren door naar een hogere
versnelling te schakelen of met een hydrostatisch
aangedreven tractor door de/het hydrostatische
hendel of pedaal te activeren voor een grotere
snelheid. Voor een kleinere insteekafstand kunt u de
voorwaartse snelheid van de tractor verminderen.
Het veranderen van het motortoerental in
een bepaalde versnelling, verandert het
gatenpatroon niet.
Belangrijk: Kijk veelvuldig achterom om te
controleren of de machine naar behoren werkt
en de banen steeds netjes naast elkaar liggen.
19