Automatisch een IP-adres toewijzen
1
In de lijst [Select Protocol], selecteer [DHCP], [BOOTP] of [RARP].
Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om automatisch een IP-adres toe te wijzen
Selecteer [Off]. Als u de [DHCP], [BOOTP] of [RARP] protocol als deze diensten onbeschikbaar zijn, dan verspilt het
apparaat tijd en communicatiemiddelen door op het netwerk te zoeken naar deze diensten.
2
Controleer of [Auto IP] is ingesteld op [On].
Wijzig als [Off] is geselecteerd de instelling naar [On].
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Selecteer [Off] voor [Select Protocol] en [Auto IP].
2
Stel de [IP Address], [Subnet Mask] en [Gateway Address] velden in.
6
Klik op [OK].
7
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de Remote UI kan worden weergegeven met uw computer.
Als u het IP-adres hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
Als u een MFNP-poort gebruikt en de machine en de computer zitten in hetzelfde subnet, dan wordt de verbinding gehandhaafd. U
hoeft geen nieuwe poort toe te voegen. Als u een standaard TCP/IP-poort gebruikt, dan moet u een nieuwe poort toevoegen.
Printerpoorten configureren
*
Als u niet zeker weet welk type poort u gebruikt, zie dan
KOPPELINGEN
IPv6-adres instellen
Netwerkinstellingen weergeven
WINS configureren
De printerpoort controleren.
De Remote UI starten