Regelingen
- Handleiding Sirius-CU
De curve voor hoge temperaturen definieert de maximale gordijnopening bij een ruimtetemperatuur (of
buitentemperatuur) die hoger is dan 18 °C. Als de ruimtetemperatuur (of buitentemperatuur) bijvoorbeeld 19
°C is bij een windsnelheid van 2,3 m/s, dan zal de maximale gordijnopening niet beperkt worden (maximaal
100% open).
Elk gordijn heeft eigen stappencurven. De temperatuurgrenzen en de stappencurven kunnen naar eigen
wens ingesteld worden. Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 4.3.7.
De regengrens
is een aparte instelling waarmee wordt aangegeven wat de maximale gordijnopening
mag zijn boven een bepaalde windsnelheid waarbij het tevens regent. Dit kan worden toegepast om te
voorkomen dat het strooisel in de stal nat wordt door binnenregenen. In het voorbeeld is de gordijnopening
bij regen nooit hoger dan 20% indien de windsnelheid hoger is dan 3,0 m/s.
De maximale gordijnopening geldt voor alle gordijnen. De windrichting heeft geen invloed.
De stormgrens
is een aparte instelling waarmee wordt aangegeven wat de maximale gordijnopening mag
zijn als het stormt (hoge windsnelheden). Zodra de winsnelheid hoger wordt dan de stormgrens, worden de
maximale gordijnopening van alle gordijnen aangepast.
Om te voorkomen dat de gordijnpositie te vaak wijzigt, zijn er enkele systeeminstellingen die voorkomen dat
bij snelle wind- en regenfluctuaties de gordijnen onmiddellijk regeren. Zie voor meer informatie
hoofdstuk 7.2.4
4.3.4 Één windcorrectiecurve
De maximale gordijnopening is bij deze vorm van invloed afhankelijk van de windsnelheid. De
afhankelijkheid wordt vastgelegd in een stappencurve. De volgende afbeelding geeft een voorbeeld van een
dergelijke stappencurve. Als de windsnelheid toeneemt, zal de maximale toegestane gordijnopening
afnemen.
Elk gordijn heeft een eigen stappencurve. Het instellen van deze curve wordt uitgelegd in
hoofdstuk 4.3.7.
De regengrens
is een aparte instelling waarmee wordt aangegeven wat de maximale gordijnopening
mag zijn boven een bepaalde windsnelheid waarbij het tevens regent. Dit kan worden toegepast om te
voorkomen dat het strooisel in de stal nat wordt door binnenregenen. In het voorbeeld is de gordijnopening
bij regen nooit hoger dan 20% indien de windsnelheid hoger is dan 3,0 m/s.
De maximale gordijnopening wordt alleen gecorrigeerd als de wind op het gordijn staat. Enkele
systeeminstellingen hebben hier invloed op, zie hoofdstuk 7.2.4 voor meer informatie.
De stormgrens
is een aparte instelling waarmee wordt aangegeven wat de maximale gordijnopening mag
zijn als het stormt (hoge windsnelheden). De stormgrens is onafhankelijk van de windrichting. Zodra de
windsnelheid hoger wordt dan de stormgrens, worden de maximale gordijnopening van alle gordijnen
aangepast.
Om te voorkomen dat de gordijnpositie te vaak wijzigt, zijn er enkele systeeminstellingen die voorkomen dat
bij snelle wind- en regenfluctuaties de gordijnen onmiddellijk reageren. Zie voor meer informatie
hoofdstuk 7.2.4.
18
3.19/NLD/Mei 2016