Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Plaatsing Van De Aandrijving/Basisplaat; Montagevolgorde; Afstelling Van De Contragewichten; Aansluiting Elektronische Kaart - FAAC 550 Gebruikersgids

Inhoudsopgave

Advertenties

worden gemonteerd; controleer daarbij of de ruimte tussen het
deurblad en de deurstijl minstens 20 mm is. (waarde "S2" van fig.
5).

4.3. PLAATSING VAN DE AANDRIJVING/BASISPLAAT

Inachtneming van de maximale afmetingen van de deur, gebruik
alleen een exploitant op het midden van de deur als in Fig. 6 of
twee spelers aan beide zijden van de deur als in Fig. 7.
De aandrijving is gemaakt om de motorreductorgroep zodanig
te installeren dat de draaias op twee verschillende hoogten komt
(zie hoofdstuk 5).
De volgende instructies ze gelden voor de beide montagemoge-
lijkheden, al hebben ze betrekking op de installatie van de aan-
drijving met de draaias van de motorreductor in het midden.

4.4. MONTAGEVOLGORDE

Begin met het installeren met de kanteldeur gesloten en de aan-
drijving ontgrendeld (zie hoofdstuk 8).
1.
Bepaal de positie van de aandrijfas als volgt:
a–
kanteldeur met enkel deurblad (fig. 8)
De draaias van de aandrijfas moet, met de kanteldeur geslo-
ten, ongeveer 10 cm onder de rotatieas van de deur komen.
Het bevestigingspunt van de telescopische armen moet zo
dicht mogelijk bij het bevestigingspunt van de arm van de
deur zitten.
b–
kanteldeur met scharnierend deurblad (fig. 9)
De draaias van de aandrijfas moet, met de kanteldeur geslo-
ten, ongeveer 10 cm onder de draaias van de scharnieren
van de deur komen (ref. a).
Het bevestigingspunt van de telescopische armen moet zo
dicht mogelijk bij het bevestigingspunt van de scharnieren
van de deur zitten (ref. b).
c–
kanteldeur met horizontale geleiders (fig. 10)
De draaias van de aandrijfas moet samenvallen met de mid-
dellijn tussen de twee lagers.
Het bevestigingspunt van de telescopische armen moet zo
dicht mogelijk bij het verbindingspunt van de bovenste en de
verticale geleiders komen.
2.
Bevestig de basisplaat verticaal op de versterkingen van het
deurblad met schroeven die geschikt zijn voor de structuur
van de deur; het wordt aanbevolen bouten en moeren te
gebruiken.
Plaats de basisplaat zo dat het uiteinde met de markering
"E" naar boven is gericht. Deze markering geeft aan waar
de apparatuur moet worden geplaatst.
De basisplaat heeft een aantal gaten Ø 8mm waarmee,
zodra hij bevestigd is, de aandrijving op verschillende hoo-
gten kan worden geïnstalleerd.
Controleer of de plaats waar de basisplaat wordt gemon-
teerd het mogelijk maakt de aandrijving zo te installeren
dat de eerder vastgestelde positie van de as in acht wordt
genomen.
Als er twee aandrijvingen op dezelfde deur worden geïnstal-
leerd, moeten allebei de assen op één lijn zijn, op dezelfde
hoogte.
3.
Bevestig de aandrijving met behulp van de bijgeleverde
schroeven op de basisplaat, zoals aangegeven in fig.11.
4.
Las de bovenste bevestigingsbeugel van de telescopische ar-
men vast op de plaats die is vastgesteld volgens de instructies
van het betreffende type kanteldeur.
Als gebogen armen worden geïnstalleerd, kunnen de
beugels rechtstreeks op de bestaande armen van de deur
worden gelast.
5.
Bevestig de buitenpoten van de telescopische armen op de
beugels met behulp van de bijgeleverde pennen en schroe-
ven, zoals in fig. 11.
6.
Zet de aandrijfstangen goed op de as en zaag ze op maat
zoals aangegeven in fig. 6 en 7.
Als (optionele) eindschakelaars worden gebruikt, zet dan
eerst de nokken erin, zoals in fig. 11.
7.
Zet de beugels in de aandrijfstangen en zet ze met schroeven
op het deurblad vast, en zorg er daarbij voor dat ze goed op
één lijn zitten.
8.
Zet de palletjes op de bussen van de aandrijfstangen vast.
9.
Zet de kanteldeur open en regel de lengte van de telescopi-
Gids voor de installateur
sche armen als volgt:
a–
rechte armen (fig. 12)
Zaag de huls vlakbij de aandrijfstang af (ref. A). Steek de arm
in de huls en zaag hem vlakbij de draaias af (ref. B).
a–
gebogen armen (fig. 13)
Plaats de telescopische arm zoals aangeduid in figuur 13. Zaag
de huls af op punt A en de arm op punt B.
Zorg dat er bij de aanslagpunten ongeveer 1 cm speling
overblijft.
Bevestig de arm aan de aandrijfstang en las hem stevig
10.
vast.

4.5. AFSTELLING VAN DE CONTRAGEWICHTEN

Controleer, wanneer de mechanische installatie is voltooid, of de
kanteldeur is uitgebalanceerd; het evenwicht kan zijn veranderd
door het gewicht van de aandrijving en de accessoires; stel, indien
nodig, de contragewichten af.
De deur is goed uitgebalanceerd als hij, wanneer hij half open staat
(45°) en met de aandrijving ontgrendeld, in balans is.
Controleer daarnaast of, als de deur met de hand wordt bewo-
gen, de deur soepel open en dicht gaat, zonder haperingen of
schokken.
5. MONTAGE VAN DE MOTORREDUCTORGROEP
Afhankelijk van de vereisten kan de motorreductorgroep op twee
wijzen worden gemonteerd:
Met de draaias bovenaan (fig. 14)
De kaarthouder wordt aan de motorreductor bevestigd met
behulp van 4 schroeven die in de moeren in de speciale gelei-
ders worden vastgedraaid.
Als de motorreductor op deze wijze wordt bevestigd, kan ver-
volgens de (optionele) encoder worden gemonteerd.
Met de draaias onderaan (fig. 15)
De kaarthouder wordt op de behuizing van de elektrische mo-
tor bevestigd met behulp van 4 schroeven.
Als de motorreductor op deze wijze wordt bevestigd kan de
(optionele) encoder vervolgens niet worden gemonteerd.
De behuizing is zo gemaakt dat beide types uitvoeringen erin
passen (let op dat de ontgrendeling op verschillende plaatsen
komt te zitten).
6. INBEDRIJFSTELLING

6.1. AANSLUITING ELEKTRONISCHE KAART

Alvorens een willekeurige ingreep op de elektronische apparatuur
uit te voeren (aansluitingen, programmering onderhoud) moet altijd
de stroomvoorziening worden uitgeschakeld.
Volg de punten 10, 11, 12, 13, 14 van de ALGEMENE VEILIGHEID-
SVOORSCHRIFTEN.
Leg de leidingen aan overeenkomstig de aanwijzingen van fig.
3, en sluit de gekozen accessoires aan op de elektronische ap-
paratuur.
Houd de voedingskabels altijd gescheiden van de kabels voor de
bediening en de beveiliging (drukknop, ontvanger, fotocellen etc.).
Gebruik verschillende beschermingsmantels om iedere elektrische
storing te vermijden.
Volg vervolgens de instructies van de elektronische apparatuur en
programmeer de apparatuur volgens de eigen wensen.

6.2. CONTROLE VAN DE DRAAIRICHTING

1.
Schakel de stroomtoevoer naar de installatie uit.
2.
Zet de deur met de hand half open.
3.
Vergrendel de aandrijving (zie hoofdstuk 9)
4.
Schakel de stroomtoevoer weer in.
5.
Geef een openingsimpuls (START) en controleer of de deur
hierdoor wordt geopend.
Als de deur wordt gesloten, moeten op het klemmenblok van
de kaart de fasen van de elektrische motor worden omgedraaid
(bruine en zwarte kabels).
Als twee aandrijvingen zijn geïnstalleerd moeten op de
klemmen "COM, OP ,CL" van de besturingskaart en van de
kaart van de verlichting, kabels met dezelfde kleur worden
aangesloten; als de fasen moeten worden omgedraaid,
moeten ze bij beide motoren worden omgedraaid.
550
Page 

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave