EMBLEM™ S-ICD-PROGRAMMER: ALGEMEnE BESChRIjvInG
Elektrische interferentie� Elektrische interferentie of „ruis" van bijvoorbeeld
•
elektrocauterisatie- en bewakingsapparatuur kan het tot stand brengen of in stand houden
van een telemetrieverbinding voor het uitlezen of programmeren van het apparaat
beïnvloeden. Bij aanwezigheid van dergelijke interferentie moet u de programmer verder
bij de elektrische apparatuur vandaan houden en ervoor zorgen dat de kabels van de
telemetriekop en van de andere apparatuur niet over elkaar liggen.
•
Ioniserende straling� Het is niet mogelijk om een veilige stralingsdosis te specificeren of
een correcte werking van de pulsgenerator te garanderen na blootstelling aan ioniserende
straling. De impact van stralingstherapie op een geïmplanteerde pulsgenerator wordt
bepaald door meerdere factoren tegelijk, inclusief de afstand van de pulsgenerator
tot de stralingsbundel, type en energieniveau van de stralingsbundel, dosisfrequentie,
totale afgegeven dosis gedurende de levensduur van de pulsgenerator en afscherming
van de pulsgenerator. De invloed van ioniserende straling verschilt daarnaast per type
pulsgenerator, variërend van geen functieverandering tot verlies van therapie. Bronnen
van ioniserende straling kunnen aanzienlijk verschillen wat betreft hun mogelijke invloed
op een geïmplanteerde pulsgenerator. Verschillende bronnen van therapeutische
straling kunnen de werking van een geïmplanteerde pulsgenerator verstoren of deze
beschadigen, inclusief straling die wordt gebruikt voor de behandeling van kanker, zoals
radioactief kobalt, lineaire versnellers, radioactieve zaden en betatrons. Voorafgaand aan
een therapeutische stralingsbehandeling, dienen de stralingsoncoloog en de cardioloog
of elektrofysioloog van de patiënt alle behandelingsopties voor de patiënt te overwegen,
inclusief een frequentere controle of vervanging van het apparaat.
Andere overwegingen zijn:
»
De pulsgenerator afschermen met stralingbestendig materiaal, ongeacht de afstand
tussen de pulsgenerator en de stralingsbron.
»
Bepalen van het geschikte niveau van patiëntbewaking tijdens de behandeling
Controleer de werking van de pulsgenerator tijdens en na de stralingstherapiesessie, om de
functies van het apparaat zo goed mogelijk te testen (zie „Controle van pulsgenerator na
therapie" op pagina 14). De mate, timing en frequentie van deze evaluatie met betrekking
tot de stralingstherapie zijn afhankelijk van de huidige gezondheidstoestand van de patiënt
en moeten derhalve worden bepaald door de begeleidende cardioloog of elektrofysioloog.
9