INSTALLATIE
1.
RAVEN RADARSNELHEIDSSENSOR MONTEREN
Zie appendix 1 voor de installatie-instructies voor de snelheidssensor voor de wielaandrijving.
Zie appendix 2 voor de installatie-instructies voor de snelheidssensor voor de
snelheidsmeteraandrijving.
Voor het monteren van de radar verzekeren de volgende richtlijnen de juiste installatie: Er wordt
aanbevolen om een grote, zware montagesteun (P/N 107-0159-693) aan het chassis van het
voertuig te bevestigen voor het monteren van de radar.
1)
Parkeer het voertuig op vlakke grond.
2)
Selecteer de plaats voor montage aan de hand van de volgende overwegingen:
a)
De gezichtslijn van de lens tot de grond mag niet door constructies of banden worden
geblokkeerd. Obstakels mogen niet dichter dan 50 cm bij de onderkant van de radar komen.
Zie afbeelding 1 en 2.
b)
De radarlens moet van voren tot achteren parallel aan de grond zijn. De radar kan 0-15
graden naar buiten gekanteld worden om meer speling te verkrijgen en obstakels te missen.
Zie afbeelding 2.
c)
De radar moet zo worden gemonteerd dat de lengte van de radar parallel is met de
rijrichting van het voertuig.
3)
Gebruik een waterpas om te controleren of de montagesteun parallel met de grond is.
4)
Bout de montagesteun aan het uitrustingsstuk.
5)
Bout de radar met de bevestigingsmiddelen aan de montagesteun. Zie afbeelding 3.
6)
Sluit de radar met de radarinterfacekabel (P/N 115-0159-539) op de console aan. De rode draad
moet met de oranje kabeldraad worden verbonden. De witte draad moet met de witte kabeldraad
worden verbonden (zie "ACCUAANSLUITINGEN").
VOORZICHTIG:
AFBEELDING 1
Als de radarvoeding met omgekeerde polariteit wordt aangesloten, kan dit
schade aan de radar tot gevolg hebben.
4
AFBEELDING 2
AFBEELDING 3