Inhoudsopgave
Advertenties
NL
6.6.6 Aansluiting van een reserve-energiebron voor het verwarmingssysteem (E2)
Op de warmtepomp kan een elektrische bijverwarming voor de verwarming worden aangesloten (optioneel).
De elektrische aansluiting van het verwarmingselement geschiedt tussen de klemmen E2L en N
(neutraal) van de toestelaansluiting van de warmtepomp....
Het relais dat de elektrische verwarming regelt, heeft een verbruik van maximaal 20 A. Daarom moet voor de
aansluiting van een verwarming van meer dan 4.500 W een beveiliging worden aangebracht tussen de klemmen
van de netaansluiting en de verwarming.
Als alternatief voor elektrische back-upverwarming kan op de warmtepomp een conventionele energiebron
worden aangesloten, zoals een gasketel, een stookolieketel, biomassa, enz. Daartoe moet het
verwarmingssysteem worden uitgerust met een hulpsysteem voor water-warmte-uitwisseling dat de
hydraulische aansluiting van de bovengenoemde reserve-energiebron mogelijk maakt, bij voorkeur onafhankelijk
van het watercircuit van de warmtepomp.
Voor de verbinding tussen de hulpstroombron en de warmtepomp worden dezelfde klemmen E2L en N
(Neutraal) van de vermogenslijst van de componenten gebruikt. Afhankelijk van de installatiekenmerken en het
type reserveketel kan de elektrische aansluiting op ten minste 2 verschillende manieren plaatsvinden
worden:
Directe verbinding
Bij dit type aansluiting wordt de onder spanning staande uitgang van relais E2 (230 V~; maximaal 20A) gebruikt
om de reserve-energiebron rechtstreeks te activeren (inschakelen van de ketel, activeren van de reserve-
circulatiepomp, enz.) Sluit hiertoe de klemmen E2L en N van de warmtepomp aan op de hoofdvoedingsingang
van de reserveboiler en/of het beoogde toestel van de installatie.
OPMERKING:
Alvorens werkzaamheden aan de elektrische installatie van de warmtepomp uit te voeren, moet deze
van het elektriciteitsnet worden losgekoppeld.
30
E1L N E2L N C4L
C6L L G2S G3S
N
C H COM
N
Advertenties
Inhoudsopgave
