1.4 Nooduitrusting
100 m
01-10
Rijden van bochten
Uw combinatie is veel langer dan een gewone
auto.
Voor het rijden van bochten geldt
•
Bochten niet te scherp en te snel aansturen!
• Neem
bij het afslaan de bochtradius altijd iets
ruimer.
•
Houd er rekening mee dat de caravan tot voorbij
de achterkant van de auto uitslaat.
Om op noodgevallen voorbereid te zijn, dient u de
volgende drie hulpmiddelen altijd bij zich te hebben
en met het gebruik daarvan vertrouwd te zijn.
Voor bandenpech altijd een krik, reservewiel of
pechset binnen handbereik hebben (gedeeltelijk
niet standaard bijgeleverd).
Verbanddoos
De verbanddoos bevindt zich in de trekauto en
dient altijd binnen handbereik te zijn.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek bevindt zich in de trekauto en
dient altijd binnen handbereik te zijn.
Bij noodgevallen
•
Gevarendriehoek minstens 100m vóór het
gevaarpunt opstellen!
Veiligheidsvest
(niet standaard meegeleverd)
Wij adviseren het meenemen en dragen van een
veiligheidsvest conform EN 471 voorzien van
witte retrorefl ecterende strepen bij het verlaten
van het voertuig buiten de bebouwde kom
en op pechstroken. De bestuurder dient deze
veiligheidskleding te dragen als de combinatie
• buiten de bebouwde kom op een secundaire
weg door een ongeval of met pech op een
onoverzichtelijk weggedeelte tot stilstand komt
terwijl er sprake is van slecht zicht, schemering
of duisternis, of
• op de pechstrook van een autosnelweg door een
ongeval of met pech is blijven steken en door het
opstellen van een gevarendriehoek moet worden
beveiligd.
(niet bijgeleverd)